In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Swiss International Air Lines A.G. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Zürich en vervolgens naar Valencia. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en stelde dat Swiss aansprakelijk was voor de compensatie van € 250,00, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
Swiss betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Swiss voldoende had aangetoond dat de vertraging niet door eigen toedoen was veroorzaakt, maar door opgelegde CTOT's (Calculated Take Off Time) van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter concludeerde dat de passagier niet in aanmerking kwam voor compensatie, omdat Swiss had voldaan aan de vereisten van de Verordening en alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.
De vordering van de passagier werd afgewezen en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen en de voorwaarden waaronder zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor vertragingen.