ECLI:NL:RBNHO:2020:6039

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
7849761 \ CV EXPL 19-8593
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij annulering van vlucht door British Airways

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege de annulering van vlucht BA281 van Londen Heathrow naar Los Angeles op 5 februari 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de annulering tijdig is meegedeeld. British Airways betwist de vordering en stelt dat de annulering op 22 januari 2019 aan de passagiers is meegedeeld, maar de kantonrechter oordeelt dat British Airways niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze stelling te onderbouwen. De kantonrechter concludeert dat de passagiers niet tijdig zijn geïnformeerd over de annulering en wijst de vordering tot betaling van € 1.200,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast worden de proceskosten aan British Airways opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7849761 / CV EXPL 19-8593
Uitspraakdatum: 29 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]
2.
[passagier sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk en mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 1 mei 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Londen Heathrow, Verenigd Koninkrijk met vlucht BA429 en van Londen Heathrow naar Los Angeles, Verenigde Staten met vlucht BA281 op 5 februari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA281 is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met deze annulering.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat British Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 5 juncto artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering en beroept zich op artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening. Hieruit volgt dat een luchtvaartmaatschappij geen compensatie verschuldigd is aan passagiers indien de annulering van de vlucht tenminste twee weken voor vertrek aan hen wordt medegedeeld. British Airways voert aan dat uit notities in het boekingsoverzicht volgt dat vlucht BA281 reeds op 22 januari 2019 is geannuleerd en dat de passagiers zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht. Uit een intern onderzoeksrapport van British Airways blijkt dat de passagiers op dezelfde dag hebben ingelogd om hun contactgegevens in te vullen. Daarbij zijn zij op de hoogte gesteld van de annulering van de vlucht. Omdat de passagiers tijdig op de hoogte waren van de annulering, moet de vordering worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Partijen discussiëren in deze zaak over de vraag of de passagiers door British Airways tijdig zijn ingelicht over de annulering van de vlucht. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat ingevolge artikel 5 lid 4 van de Verordening de bewijslast inzake het al of niet melden van de annulering van de vlucht aan de passagiers en het tijdstip waarop dat is geschied, bij British Airways ligt.
5.3.
Vast staat dat vlucht BA281 van 5 februari 2019 van Londen Heathrow naar Los Angeles is geannuleerd. Artikel 5 lid 1 sub c onder i van de Verordening luidt als volgt:
“ In geval van annulering van een vlucht:c) hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij(i) de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld.”
5.4.
British Airways heeft in haar verweer aangevoerd dat zij de annulering tijdig aan de passagiers heeft meegedeeld. Zij verwijst naar notities in het boekingsoverzicht die als productie A1 zijn overgelegd, waaruit zou volgen dat reeds op 22 januari 2019 de vlucht was geannuleerd. In haar conclusie van antwoord verwijst zij naar een reeks codes uit het boekingsoverzicht:

22-01-2019 11:02:00 REACC BA Q / AMS1A1TTY / 00000000 / 0001AASUXL seg Mkt AA6215 P / Op BA281 T LHR-LAX HK2 05FEB 2 1230 1555 BA 00002
Add Seg Mkt 4 AA6168 P / Op BA283 T LHR-LAX HK2 05FEB 2 1035 1355 BA00009
British Airways heeft echter nagelaten om deze codes van enige concrete onderbouwing te voorzien. De kantonrechter kan uit deze codes niet opmaken dat de vlucht reeds op
22 januari 2019 was geannuleerd. Het is uitdrukkelijk niet de taak van de kantonrechter om zelfstandig in de stukken te zoeken naar de onderbouwing van het verweer van British Airways ten aanzien van de gestelde tijdige mededeling.
5.5.
Voorts heeft British Airways als productie A2 een intern onderzoeksrapport overgelegd. Volgens British Airways volgt uit dit rapport dat de passagiers op 22 januari hebben ingelogd en op die manier op de hoogte zijn gesteld van voornoemde annulering. Ook in dit onderzoeksrapport wordt verwezen naar codes uit het boekingsoverzicht (productie A1):

22-01-2019 13:51:00 BA.COM-BA/WSBACOM / LONBA08X1 / 91498363 / 0001AASU
Add RM COSTUMER CONFIRMED THE CONTACT DETAILS IN MMB”
De passagiers stellen dat uit productie A2 niet blijkt dat zij meer dan 14 dagen voor vertrek op de hoogte zijn gesteld van de annulering van de vlucht. De kantonrechter volgt de passagiers in deze stelling. Uit het interne onderzoeksrapport volgt weliswaar dat de passagiers op 22 januari 2019 om 13:51 uur hun contactgegevens hebben bevestigd (“COSTUMER CONFIRMED THE CONTACT DETAILS”), maar de kantonrechter kan uit deze codes zonder meer niet afleiden dat de passagiers op de hoogte zijn gesteld van de annulering. De kantonrechter is met de passagiers van oordeel dat uit de door British Airways overgelegde stukken niet volgt op welke wijze zij zijn geïnformeerd over de annulering. British Airways heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt zij de passagiers tijdig op de hoogte heeft gesteld over de annulering van de vlucht.
5.6.
Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze voor het merendeel ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter