ECLI:NL:RBNHO:2020:6026

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
HAA 19/4654
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak over kwijtschelding gemeentelijke heffingen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzet van opposante, die in beroep was gegaan tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoeken tot kwijtschelding van gemeentelijke heffingen over de jaren 2015, 2017, 2018 en 2019. Opposante had haar verzoeken ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik. De rechtbank had zich eerder op 5 december 2019 onbevoegd verklaard, waarop opposante verzet heeft aangetekend en verzocht om gehoord te worden op een zitting. Tijdens de zitting op 26 juni 2020 is opposante niet verschenen, ondanks dat zij tijdig was uitgenodigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging op correcte wijze was verzonden en ontvangen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat zij in de eerdere beroepszaak zonder zitting uitspraak heeft gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was. Opposante betoogde dat de uitspraak vervallen moest worden verklaard, omdat het een herhaald verzoek betrof dat niet onder de Invorderingswet 1990 viel, maar onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft dit betoog verworpen en geconcludeerd dat de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van geschillen over verzoeken tot kwijtschelding van gemeentelijke heffingen, zoals in deze zaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van 5 december 2019 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door rechter S.K.A. Efstratiades, in aanwezigheid van griffier A.C. Karels, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4654 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2020 op het verzet van

[X] , wonende te [Z] , opposante.

Procesverloop

Opposante heeft aangaande het uitblijven van een beslissing op de administratieve beroepsprocedures op de herhaalde verzoeken tot kwijtschelding van de heffingen over de jaren 2015, 2017, 2018 en 2019 beroep ingesteld. Opposante had haar verzoeken gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik.
Bij uitspraak van 5 december 2019 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan. Opposante heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord.
Opposante heeft op 11 juni 2020 een nader stuk ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 26 juni 2020. Opposante is aldaar niet verschenen. Opposante is door de griffier bij aangetekend verzonden brief van 29 mei 2020 aan het van opposante bekende adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Uit nader ingesteld onderzoek bij PostNL is gebleken dat deze brief op 2 juni 2020 is bezorgd en dat is getekend voor ontvangst. De rechtbank is van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze is aangeboden.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de uitspraak van
5 december 2019 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de rechtbank onbevoegd is.
3. Opposante stelt zich op het standpunt dat de uitspraak van de rechtbank vervallen moet worden verklaard en voert daartoe - samengevat - aan dat het hier een herhaald verzoek ex artikel 26.4.2 van de Leidraad Invordering betreft. Deze procedure is niet gegrond op de Invorderingswet 1990 maar op de Awb. De dwangsombepalingen ingeval van niet tijdig beslissen zijn gewoon van toepassing en daarmee is de bestuursrechter bevoegd over het geschil te beslissen.
4. De rechtbank volgt opposante niet in haar betoog en overweegt daartoe als volgt.
5. Blijkens de overgelegde stukken heeft opposante een (herhaald) verzoek tot kwijtschelding gedaan en is zij in beroep gekomen wegens het uitblijven van een beslissing op een verzoek tot herziening van de beslissing die daarop in administratief beroep is genomen. Anders dan opposante stelt, is artikel 26 van de Invorderingswet 1990 van toepassing op het door haar gedane herhaalde verzoek tot kwijtschelding Tegen de afwijzende beschikking van het college staat administratief beroep open bij het college. Tegen ongegrondverklaring van dat beroep staat vervolgens geen beroep bij de bestuursrechter (de belastingrechter) open, maar kan uitsluitend nog een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (zie artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, jo. artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak en artikel 8:71 van de Awb). De bestuursrechter is dus niet bevoegd kennis te nemen van geschillen die betrekking hebben op verzoeken tot kwijtschelding van gecombineerde gemeentelijke heffingen als de onderhavige. Het andersluidende betoog van opposante is onjuist.
6. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 5 december 2019 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 7 augustus 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.