ECLI:NL:RBNHO:2020:6025

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
HAA 19/4655
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen onbevoegdheid rechtbank inzake kwijtschelding waterschapbelastingen

Op 7 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposante [X], wonende te [Z]. De zaak betreft het verzet tegen een eerdere uitspraak van 26 november 2019, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van opposante inzake het uitblijven van een beslissing op haar verzoeken om herziening van beslissingen op administratief beroep over de kwijtschelding van waterschapbelastingen voor de jaren 2015 tot en met 2018. Opposante had haar verzoeken gericht aan de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

In de verzetprocedure heeft opposante verzocht om op een zitting te worden gehoord, maar is niet verschenen op de zitting van 26 juni 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze is verzonden en ontvangen. De rechtbank heeft in de verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak van 26 november 2019 terecht was, waarbij werd geoordeeld dat de rechtbank onbevoegd was.

Opposante voerde aan dat de uitspraak vervallen verklaard moest worden, omdat het een herhaald verzoek betrof dat niet onder de Invorderingswet 1990 viel, maar onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Invorderingswet 1990 van toepassing is op het verzoek tot kwijtschelding en dat de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van geschillen over verzoeken tot kwijtschelding van waterschapsbelasting. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4655 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2020 op het verzet van

[X], wonende te [Z], opposante.

Procesverloop

Opposante heeft aangaande het uitblijven van een beslissing op verzoeken om herziening van beslissingen op administratief beroep inzake de kwijtschelding van waterschapbelastingen over de heffingsjaren 2015 tot en met 2018 beroep ingesteld. Opposante had haar verzoeken gericht aan de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Bij uitspraak van 26 november 2019 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord.
Opposante heeft op 11 juni 2020 een nader stuk ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 26 juni 2020. Opposante is aldaar niet verschenen. Opposante is door de griffier bij aangetekend verzonden brief van 29 mei 2020 aan het van opposante bekende adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Uit nader ingesteld onderzoek bij PostNL is gebleken dat deze brief op 2 juni 2020 is bezorgd en dat is getekend voor ontvangst. De rechtbank is van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze is aangeboden.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de uitspraak van
26 november 2019 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat de rechtbank onbevoegd is.
3. Opposante stelt zich op het standpunt dat de uitspraak van de rechtbank vervallen moet worden verklaard en voert daartoe - samengevat - aan dat het hier een herhaald verzoek ex artikel 26.4.2 van de Leidraad Invordering betreft. Deze procedure is niet gegrond op de Invorderingswet 1990, maar op de Awb. De dwangsombepalingen ingeval van niet tijdig beslissen zijn gewoon van toepassing en daarmee is de bestuursrechter bevoegd over het geschil te beslissen.
4. De rechtbank volgt opposante niet in haar betoog en overweegt daartoe als volgt.
5. Blijkens de overgelegde stukken heeft opposante een verzoek tot kwijtschelding gedaan en is zij in beroep gekomen wegens het uitblijven van een beslissing op een verzoek tot herziening van de beslissing die daarop in administratief beroep is genomen. Anders dan opposante stelt, is artikel 26 van de Invorderingswet 1990 van toepassing op het door haar gedane verzoek tot kwijtschelding (artikel 123 en 144, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet). Tegen de afwijzende beschikking van de met de invordering van waterschapsbelastingen belaste ambtenaar van het Hoogheemraadschap staat administratief beroep open bij het college van dijkgraaf en hoogheemraden. Tegen ongegrondverklaring van dat beroep staat vervolgens geen beroep bij de bestuursrechter (de belastingrechter) open, maar kan uitsluitend nog een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (zie artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, jo. artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak en artikel 8:71 van de Awb). De bestuursrechter is dus niet bevoegd kennis te nemen van geschillen die betrekking hebben op verzoeken tot kwijtschelding van waterschapsbelasting als de onderhavige. Het andersluidende betoog van opposante is onjuist.
6. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 26 november 2019 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 7 augustus 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.