ECLI:NL:RBNHO:2020:5992

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3305
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met beëindiging uitkering Participatiewet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die haar uitkering op grond van de Participatiewet (PW) had zien beëindigen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer had op 25 juni 2020 besloten de uitkering van verzoekster te beëindigen, omdat zij samenwoont met de heer [naam 2]. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij stelt niet meer aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen.

Tijdens de zitting op 23 juli 2020, die via Skype plaatsvond, heeft verzoekster verklaard dat zij haar zorgpremie, huur en telefoonabonnement niet kan betalen nu haar uitkering is beëindigd. De voorzieningenrechter overweegt echter dat een louter financieel belang op zichzelf geen reden is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Er moet sprake zijn van onomkeerbare gevolgen. Verzoekster heeft niet aangetoond dat zij op dat moment niet in staat was haar financiële verplichtingen na te komen, aangezien zij een zorgtoeslag ontvangt en geen huurachterstand heeft.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aannemelijke aanwijzingen zijn dat verzoekster op korte termijn in een onomkeerbare situatie terecht zal komen, zoals uithuiszetting. De stelling dat de heer [naam 2] haar zou kunnen ontruimen is niet onderbouwd. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3305
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 augustus 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigden: mr. S. Sewtahal en [naam 1]).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die verzoekster op grond van de Participatiewet (PW) ontvangt met ingang van 1 juli 2020 beëindigd omdat zij een gezamenlijke huishouding voert met de heer [naam 2] (nader [naam 2]).
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft op 23 juli 2020 via Skype plaatsgevonden.
Gemachtigde van verzoekster is verschenen. Verzoekster heeft via de telefoon van gemachtigde deelgenomen aan de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat
vereist. Volgens vaste rechtspraak vormt een louter financieel belang op zichzelf geen
reden om een voorlopige voorziening te treffen. Het treffen van een voorlopige voorziening
zal wel in beeld kunnen komen indien het financiële belang zodanig zwaarwegend is, dat
onomkeerbare gevolgen dreigen.
2. Aan het verzoek om voorlopige voorziening is ten grondslag gelegd dat verzoekster niet meer kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen. Verzoekster stelt dat zij – nu haar uitkering met ingang van 1 juli 2020 is beëindigd – deze maand (juli) niet meer haar zorgpremie, de huur en haar telefoonabonnement kan betalen.
Ter zitting heeft verzoekster echter verklaard dat zij tot eind juni een uitkering ontving en alle vaste lasten heeft kunnen betalen en overigens geen betalingsachterstand heeft. Verzoekster heeft daarbij niet met stukken onderbouwd dat zij op dit moment niet meer beschikt over financiële middelen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarmee niet aannemelijk is geworden dat zij op dit moment niet aan haar financiële verplichtingen zou kunnen voldoen. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat ter zitting is gebleken dat verzoekster een zorgtoeslag ontvangt. Hiermee zou zij in staat moeten zijn om haar zorgpremie te betalen.
Bovendien kan vooralsnog niet worden gezegd dat haar huidige financiële positie op dit moment leidt tot onomkeerbare gevolgen zoals uithuiszetting of afsluiting van noodzakelijke voorzieningen. Verzoekster woont bij de heer [naam 2] die de nutsvoorzieningen van de woning betaalt. Er is daarbij niet gebleken dat [naam 2] binnen afzienbare tijd tot ontruiming van haar deel van de woning zal over gaan. Allereerst overweegt de rechtbank daartoe dat de stelling van verzoekster dat [naam 2] over zal gaan tot ontruiming als verzoekster haar huur niet betaalt niet is onderbouwd. Daar komt bij dat momenteel nog geen sprake is van een huurachterstand en verzoekster ter zitting heeft verklaard dat zij huurbescherming geniet. Van ontruiming is dus voorlopig nog geen sprake. Dat mogelijk op een later moment wel onomkeerbare gevolgen aan de orde zouden kunnen zijn, is onvoldoende voor het oordeel dat op korte termijn een onomkeerbare situatie zal ontstaan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dan ook af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 6 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.