Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juli 2020 afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte (doorgenummerde pagina’s 21 t/m 24).
- een proces-verbaal van verhoor (doorgenummerde pagina’s 28 t/m 31).
- een proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerde pagina 1).
schriftelijk bescheid(doorgenummerde pagina’s 25 en 26), inhoudende een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering. Dit geschrift houdt in een geneeskundige verklaring opgemaakt op 14 maart 2020.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
reclasseringsadviezen, gedateerd 1 mei 2020, van [reclasseringswerker] en 17 juli 2020, van [reclasseringswerker] , beiden als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. [reclasseringswerker] heeft de adviezen ter terechtzitting gehandhaafd.
psychologisch rapport, gedateerd 9 juni 2020, van drs. W. Groen, GZ-psycholoog, in aanmerking genomen. Door de psycholoog wordt de kans op herhaling ingeschat als matig. Bij verdachte kan de spanning oplopen wanneer hij zich uitgedaagd voelt. De impulscontrole en agressieregulatiemechanismen zijn beperkt. Hij is niet goed in staat om gevoelens van boosheid te reguleren waardoor de spanning op kan lopen en er een agressieve impulsdoorbraak plaats kan vinden. Om de problematiek te doorbreken voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling en de kans op recidive te verlagen, acht de psycholoog het belangrijk dat verdachte een ambulante behandeling volgt, die zich richt op het versterken van de agressie-regulatiemechanismen, de copingvaardigheden en de impulscontrole. Daarbij is het van belang dat de ambulante behandeling al gedurende de detentieperiode aan kan vangen. Daarnaast is het belangrijk dat verdachte ondersteuning zal krijgen bij het toewerken naar een zinvolle dagbesteding, werk en opleiding.
14 (veertien) maandenmoet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan,
5 (vijf) maanden,vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- reiskosten € 29,96;
- medische kosten bestaande uit eigen risico € 385,-, medicijnen € 21,85 en ziekenhuiskosten € 360,-;
- communicatiekosten € 15,51;
- kleding € 200,- (de rechtbank maakt ten aanzien van de dagwaarde gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige deel in de vordering niet-ontvankelijk);
- armband € 89,99;
- verklaring psycholoog € 86,57;
8.Vordering tot tenuitvoerlegging
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
14 (veertien) maanden;
5 (vijf) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
- zich zal melden bij Reclassering Nederland, Drechterwaard 102 te Alkmaar, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich onder behandeling zal stellen van De Waag, of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich hierbij aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich laat begeleiden door Turn Over, of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich hierbij aan de huisregels en aanwijzingen die de instelling geeft voor de behandeling;
- mee zal werken aan controles van het gebruik van softdrugs in de vorm van urine- of ademonderzoek, zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht. Indien de reclassering van oordeel is dat veroordeelde terugvalt in middelengebruik, kan de reclassering veroordeelde toeleiden naar een ambulante behandeling bij een instelling voor verslavingszorg zoals de Brijder, of een soortgelijke instelling;
[slachtoffer]geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 16.188,88, bestaande uit € 1.188,88 als vergoeding voor de materiële en € 15.000,- als vergoeding voor de immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
€ 117,43en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
20 uren, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland d.d.