3.3.1Vrijspraak feit 1 en feit 2Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen waaruit blijkt van enige wetenschap van verdachte over de in de woning van [medeverdachte] aanwezige heroïne en het daar aanwezige wapen met munitie. De enkele omstandigheid dat verdachte tijdelijk in de woning verbleef en dat hij een groot contant geldbedrag voorhanden had, is hiervoor onvoldoende. Daartoe wordt in het bijzonder overwogen dat de verdovende middelen zijn aangetroffen in een verborgen ruimte in de woning en het wapen in een lade van de linnenkast die in gebruik was bij de medeverdachte [medeverdachte], de bewoner van de woning. Nu van wetenschap bij verdachte niet is gebleken, komt de rechtbank niet toe aan beantwoording van de vraag of verdachte (ook) beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen had. De rechtbank acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen.
3.3.3Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Bewijsvermoeden
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] in Zaandam, werd in de slaapkamer op de eerste etage aan de linkerzijde van de woning een geldbedrag van € 30.660,- aangetroffen. Het geld lag verspreid over verschillende bundels in een reistas, in een portemonnee, in de zakken van verschillende jassen en in de koffer naast het bed. In de portemonnee in de reistas werd een foto van verdachte aangetroffen. In één van de jassen werd het paspoort van verdachte aangetroffen. Ten slotte werden er meerdere bescheiden aangetroffen op naam van verdachte. Verdachte heeft bij de politie gezwegen, maar hij heeft tijdens de raadkamerzitting waar de vordering tot gevangenhouding werd behandeld, verklaard dat het aangetroffen geldbedrag van hem is.
De rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om een bedrag van een zodanige omvang dat het grond oplevert voor een vermoeden dat de verdachte dit geld heeft witgewassen.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting is verdachte pas met een verklaring over de herkomst van het geld gekomen. Hij heeft verklaard dat hij gedurende zes jaren in Italië in de horeca heeft gewerkt. Hij heeft de inkomsten hiervan opgespaard met het doel zich uiteindelijk te vestigen in Nederland.
Ter onderbouwing hiervan heeft verdachte drie loonstroken in de Italiaanse taal overgelegd. Deze hebben, zo heeft hij meegedeeld, betrekking op verdiensten van hem over de maanden oktober t/m november 2019. Van de loonstroken valt niet af te lezen bij welk restaurant verdachte werkzaam is geweest. Linksboven op de loonstrook is de naam [naam] vermeld. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat dit een familielid is bij wie hij in loondienst was. Nadere, verifieerbare gegevens over zijn werk of werkgever, met een zekere mate van concreetheid, heeft verdachte niet verschaft. Op de loonstrook is te zien dat verdachte de desbetreffende drie maanden in totaal € 2.512,65 heeft verdiend.
Verdachte heeft met deze loonstroken weliswaar een aanknopingspunt geboden voor een mogelijke verklaring dat hij over enig geldbedrag kan beschikken, maar dit bedrag komt niet in de buurt van de aangetroffen € 30.660,- terwijl verdachte gedurende de door hem verrichte werkzaamheden ook in zijn levensonderhoud heeft moeten voorzien. Indien er al van moet worden uitgegaan dat de loonstroken betrekking hebben op door de verdachte genoten inkomsten, zijn er overigens geen concrete aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte buiten voornoemde periode van drie maanden nog andere (legale) bronnen van inkomsten heeft gehad. Verdachte heeft daartoe ook geen stukken overgelegd. Hij heeft daarmee nauwelijks enig inzicht gegeven in de wijze waarop hij een dergelijk aanzienlijk bedrag kan hebben gespaard.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard geen afdoende concrete, verifieerbare en op voorhand niet (hoogst) onwaarschijnlijke verklaring betreft. Aldus heeft verdachte onvoldoende tegenwicht aan het vermoeden van witwassen geboden.
Bij deze stand van zaken is het Openbaar Ministerie niet gehouden nader onderzoek te verrichten.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de verdachte het geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Van strafbare betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte] is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Er is daarom geen sprake van medeplegen.