In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2020 uitspraak gedaan over de intrekking van vijf bindende tariefinlichtingen (bti's) door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. Eiseres, [X] B.V., had bti's ontvangen voor bloempotten vervaardigd uit gemalen steen en kunststof. De douane had deze bti's ingetrokken en de bloempotten ingedeeld als producten van kunststof onder GN-code 3926 4000, op basis van een wijziging in de toelichting op de Gecombineerde Nomenclatuur. Eiseres was het hier niet mee eens en stelde beroep in.
De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bti's onterecht was. De rechtbank stelde vast dat de bloempotten, die een wezenlijk karakter hebben dat wordt bepaald door het gemalen steen, als 'andere werken van kunststeen' moeten worden ingedeeld onder GS-post 6810. De rechtbank benadrukte dat een GN-toelichting op een GN-code niet de indeling van goederen in een GS-post kan uitsluiten. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de intrekkingsbeschikkingen, en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiseres.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de indeling van goederen in de douaneregelgeving, vooral met betrekking tot de definitie van kunststeen en de toepassing van indelingsregels. De rechtbank benadrukte dat de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen bepalend zijn voor de tariefindeling, en dat de indeling niet alleen op basis van de bindmiddelen mag plaatsvinden.