6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een Etos in [plaatsnaam] overvallen. Hij heeft daarbij een keukenmes getoond aan twee (jonge) winkelmedewerksters (van 16 en 23 jaar) en hen bevolen de kassa’s te openen. Daarna heeft verdachte geld uit de kassa’s gepakt, in een tas gestopt en de winkel verlaten.
Dit is een zeer ernstig feit, waarbij verdachte de Etos financiële schade heeft toegebracht - de buit betrof ongeveer 500 euro - maar bovenal bij de winkelmedewerksters angst heeft veroorzaakt en hun gevoel van veiligheid heeft aangetast. Zoals uit de aangiftes volgt raakte de jongste medewerkster zodanig in paniek dat haar collega zich genoodzaakt zag haar te hulp te schieten bij het openen van de kassa’s.
Voorts rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij planmatig te werk is gegaan. Zo heeft verdachte voor de Etos aan [A-straat] te [plaatsnaam] gekozen vanwege een door hem geschikt geachte vluchtroute, heeft hij op de dag van de overval gewacht totdat de klanten de winkel hadden verlaten en had hij zich voor de overval in donkere kleding gehuld, met een capuchon over zijn hoofd en een shawl voor zijn gezicht.
Gelet op de aard en de ernst van het feit komt in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passende straf in aanmerking.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) houden als oriëntatiepunt voor een overval van een winkel met zogenoemd licht geweld/bedreiging een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar in.
De rechtbank onderschrijft dit oriëntatiepunt, met name uit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het leed dat daders van winkelovervallen de slachtoffers aandoen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij het feit heeft bekend en dat hij zijn excuses aan de slachtoffers heeft gemaakt. Zo heeft hij de beide winkelmedewerksters een brief geschreven en heeft hij zich ter terechtzitting tot de eigenaar van de Etos, benadeelde [benadeelde partij 3] , gericht.
Verdachte heeft uitgelegd dat hij het feit puur en alleen voor het geld heeft gepleegd, dat hij nodig had vanwege zijn drugs- en gokverslaving, en dat het niet zijn bedoeling was om de winkelmedewerksters iets aan te doen. Dit laatste vindt bevestiging in de verklaring van aangeefster [benadeelde partij 2] , die onder meer heeft verklaard:
“Hij trilde wel heel erg. Het leek of hij heel erg zenuwachtig was. Ik had ook niet het gevoel dat hij daar was om ons pijn te doen maar dat hij enkel het geld wilde hebben en dan weg zou gaan”en (op de vraag “Voelde je je bedreigd?”)
“Jawel, maar ik had echt het gevoel dat hij alleen het geld wilde. Hij liep namelijk ook niet met zijn mes te zwaaien. (…) Ik voelde mij dus wel bedreigd maar ik stond geen doodsangsten uit.”
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 juni 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport, gedateerd 15 juni 2020, van [psycholoog] , GZ-psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 19 juni 2020, van [reclasseringsmedewerker] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland te [plaatsnaam C].
Voornoemd Pro Justitia rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is bij betrokkene (hierna: betr.) sprake van schizofrenie en betr. is bekend met een voorgeschiedenis van langdurig, harddrugs- en softdrugsmisbruik en een gokstoornis. Bovengenoemde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. In het huidige onderzoek is niet naar voren gekomen dat er bij betr. een psychotische overtuiging ten grondslag lag aan de overval. Betr.’s casemanager geeft aan dat betr. in die periode niet floride psychotisch was, wel fors onder invloed van middelen. Betr. rapporteert zelf een financiële reden voor het ten laste gelegde, namelijk hij had geld nodig om in zijn verslaving te kunnen voorzien. Betr. verloor enkele weken eerder zijn baan door forse middelenafhankelijkheid, had geen inkomen, geen relatie en kon niet terugvallen op familie. Betr. was dakloos en verbleef bij gebruikersvrienden. (…) Bij een gebrek aan adequate oplossings- en coping vaardigheden als het gaat om emotieregulatie en het organiseren van praktische zaken zoals wonen en werk liet betr. zich op een tamelijk kinderlijke manier inspireren door films en Opsporing Verzocht waarbij betr. niet meer in staat bleek om de gevolgen van zijn daden voldoende te overzien. Hoewel betr. niet totaal de controle over zijn handelen was verloren, blijkend uit de voorbereidingen die hij trof, was zijn handelen niet zorgvuldig doordacht. Zijn overwegingen bij het ten laste gelegde blijven beperkt als het gaat om gebruik van dreiging 'omdat je geen winkel gaat overvallen met een bloot gezicht en zonder mes'. Er wordt geadviseerd om het ten laste gelegde - indien bewezen - in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive wordt, zonder de nodige hulpverlening, als matig tot hoog ingeschat.
Betr. toont zich gemotiveerd voor behandeling, hij heeft doelen en wensen voor de toekomst, betr. is medicatietrouw (middels een depot) en er is in enige mate sprake van pro sociaal en ondersteunend netwerk. (…) Als aanvullende beschermende factor geldt dat er een zorgmachtiging is afgegeven en betr. staat op de wachtlijst voor begeleid wonen.
Betr. is inmiddels lange tijd in zorg bij het FACT team te [plaatsnaam B]. Deze ambulante behandeling is niet in een verplicht kader geweest. Hierdoor had betr. de mogelijkheid uit beeld te verdwijnen, zorg te mijden en waren er beperkte mogelijkheden om betr. hierin bij te sturen. Allereerst is het noodzakelijk voor betr. om stabiliteit te bereiken en vervolgens te bewaken. Om deze reden is het van belang dat betr. in zorg blijft bij een FACT team (zoals van Parnassia), dat toeziet op abstinentie van middelengebruik en medicatie inname en dat betr. begeleid kan wonen. Voorts is het noodzakelijk om het uit beeld raken te ondervangen zodat betr. bij dreigende instabiliteit op psychiatrisch (middelen en/of psychose) en maatschappelijk (wonen, werk, relaties) gebied al eerder bijgestuurd kan worden. Middels de afgegeven zorgmachtiging kan op dit moment eventueel afglijdend gedrag, terugval in middelengebruik, verwaarlozing en zorgmijding worden ondervangen. Hierbij wordt geadviseerd om betr. ook psychologisch ondersteuning te bieden, zoals een traject als 'gedachten uitpluizen' en het aanleren van emotieregulatie vaardigheden, waarbij rekening gehouden dient te worden met betr.'s beperkte verbale capaciteiten. (…) Daarnaast is betr. gebaat bij praktische ondersteuning als het gaat om financiën, behouden van werk en behouden van een steunend netwerk. Aanvullend om het traject te optimaliseren is het noodzakelijk dat de reclassering toezicht houdt op het te volgen traject. Dit kan voor betr. een extra stok achter de deur zijn om de behandeling door het FACT maximaal te benutten, zijn gedrag als het gaat om middelengebruik te veranderen en de kans op recidive hiermee te doen afnemen. Zeker gelet op de duur van de zorgmachtiging (afgegeven voor 6 maanden) is het van belang dat de reclassering voor een langere periode (bijvoorbeeld een toezicht van 2 jaar) toeziet op de behandeling en begeleiding van betr.
De rechtbank neemt deze overwegingen van de psycholoog over en maakt deze tot de hare, met name ook wat betreft het advies om het ten laste gelegde feit verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Voornoemd reclasseringsrapport houdt onder meer het volgende in:
Er is geen sprake van een delictpatroon. Criminogene factoren lijken zich te bevinden op het gebied van financiën, middelengebruik en verslaving en psychosociaal functioneren. (…)
Betrokkene staat onder behandeling van het FACT-team sinds het jaar 2015, waarvoor hij zich intern gemotiveerd toont. Betrokkene heeft een begeleid woonvorm toegezegd gekregen bij Leviaan. Aangezien betrokkene gebaat is bij de structuur, duidelijke regels en de ondersteuning die Leviaan hem kan bieden, spreken wij van een beschermende factor. Hij heeft daarnaast momenteel een zinvolle structurele dagbesteding. (…) Betrokkene toont geen vijandige of pro-criminele houding. Hij lijkt maatschappelijk geaccepteerde doelen na te streven en wenst recidive te voorkomen. Er is sprake van positieve ondersteuning door zijn familie. Zijn gemotiveerde houding ten opzichte van deze hulpverlening en het tot nu toe positieve verloop van het huidige schorsingstoezicht kan als beschermende factor worden aangemerkt.
Het recidiverisico wordt op basis van het professioneel oordeel momenteel op gemiddeld tot hoog ingeschat.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
- Meldplicht bij GGZ reclassering Fivoor
- Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- Meewerken aan middelencontrole
- Andere voorwaarden het gedrag betreffende, namelijk het meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle structurele dagbesteding, het inzicht geven in zijn financiën en het meewerken aan de hulpverlening, zoals de nu al lopende bewindvoering.
Wij adviseren dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot.
Het reclasseringstoezicht is in het kader van zijn schorsingsvoorwaarden gestart. Gezien het belang van regelmaat, structuur en duidelijke regels wordt het van belang geacht dat dit toezicht direct wordt voortgezet.
De rechtbank neemt ook deze overwegingen van de reclassering over en maakt deze tot de hare.
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 16 april 2020 geschorst, onder verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een (ambulante) behandelverplichting bij het FACT-team. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte deze voorwaarden goed en correct nakomt en dat hij in zijn contacten met de reclassering en het FACT-team een open en gemotiveerde houding toont. Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte per 23 juni 2020 beschermd en begeleid kan gaan wonen bij Leviaan in [plaatsnaam C].
De rechtbank ziet in hetgeen hiervoor is beschreven aanleiding om in deze specifieke zaak af te wijken van het uitgangspunt van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Verdachte is thans goed ingebed in de hulpverlening. Zo is er voor hem een zorgmachtiging afgegeven, is hij in behandeling bij het FACT-team en kan hij beschermd en begeleid gaan wonen. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de (weliswaar slechts beperkte) tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zou de hulpverlening - gericht op het voorkomen van recidive - doorkruisen.
De rechtbank beoogt een straf op te leggen, waarmee de ernst van het feit tot uitdrukking wordt gebracht, terwijl tegelijkertijd maximaal wordt ingezet op voorkoming van recidive, wat ook een maatschappelijk belang is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een groot gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, met de bedoeling verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit en teneinde de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden hieraan te verbinden. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard deze voorwaarden volledig na te komen.
Omdat er - gezien de overwegingen van de psycholoog en de reclassering - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, bij het wegvallen van de hulpverlening, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte daarnaast een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van het maximum aantal uren moet worden opgelegd. Anders dan de raadsman kennelijk meent, kan vanwege de ernst van het feit deze maximale taakstraf niet achterwege blijven.