In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways PLC, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is ingesteld op 12 december 2018, naar aanleiding van de annulering van vlucht BA430 van Londen (Heathrow) naar Amsterdam (Schiphol) op 17 maart 2018. Airhelp heeft de vordering van de passagier overgenomen en stelt dat British Airways gehouden is tot betaling van compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering van vluchten.
British Airways heeft de annulering van de vlucht verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding om het aantal vluchten te reduceren vanwege slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways voldoende heeft aangetoond dat de annulering noodzakelijk was en dat de luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de capaciteitsreductie door de luchtverkeersleiding als gevolg van de weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid vormt, waardoor British Airways niet aansprakelijk is voor de compensatie.
De vordering van Airhelp is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van Airhelp gesteld. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 144,00, vermeerderd met wettelijke rente, en € 36,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door British Airways worden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken op 5 augustus 2020 door mr. L.M. de Vries, kantonrechter.