ECLI:NL:RBNHO:2020:5767
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een deel van de vordering van een vennoot van een maatschap met betrekking tot een erfpacht en vergoeding voor een windenergiepark
In deze zaak heeft [eiser] op 6 maart 2020 een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot een geschil over een erfpacht en de bijbehorende vergoedingen voor een windenergiepark. De kantonrechter heeft op 5 augustus 2020 uitspraak gedaan. De vordering van [eiser] is gebaseerd op een overeenkomst die hij met [gedaagde] heeft gesloten, waarin is bepaald dat [gedaagde] een percentage van de vergoeding van Nuon aan [eiser] moet betalen. De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] heeft in 2004 een stuk grond in erfpacht gekregen van ASR Vermogensbeheer B.V. en heeft later een overeenkomst gesloten met ASR en Nuon voor de vestiging van een recht van opstal en erfdienstbaarheden. In 2012 heeft [eiser] het recht van erfpacht verkocht aan [gedaagde], die op de hoogte was van de overeenkomst met Nuon. [eiser] heeft in januari 2020 om betaling van zijn deel van de vergoeding gevraagd, maar deze betaling is uitgebleven.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij niet als eigenaar van de percelen kan worden beschouwd, maar dat dit de maatschap is waar hij in participeert. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] aansprakelijk is voor een deel van de vordering, omdat hij bij de notariële akte is overeengekomen om de vergoeding aan [eiser] te betalen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 5.181,32 aan [eiser], inclusief wettelijke rente en proceskosten. De vordering voor het overige is afgewezen.