ECLI:NL:RBNHO:2020:5707

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
HAA 19/2274
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen beëindiging Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.M. Meis, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had in beroep gegaan tegen de beslissing van verweerder om haar Ziektewetuitkering per 21 december 2019 te beëindigen. Na een zitting op 2 december 2019, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Op 13 januari 2020 werd het onderzoek heropend omdat het niet volledig was. Verweerder heeft op 5 maart 2020 het bezwaar alsnog gegrond verklaard, waarna eiseres op 9 april 2020 haar beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om een proceskostenveroordeling tegen verweerder. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarna het onderzoek is gesloten zonder verdere zitting.

De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht, eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan haar verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand door een derde beroepsmatig zijn verleend en komen voor vergoeding in aanmerking. De totale kosten zijn vastgesteld op € 1.050,-, bestaande uit twee punten voor het beroepschrift en het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 525,- per punt. Daarnaast dient verweerder het griffierecht van € 47,- te vergoeden aan eiseres.

De uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2274

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres(gemachtigde: mr. F.M. Meis),

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de Ziektewetuitkering van eiseres met ingang van 21 december 2019 beëindigd.
Bij besluit van 5 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2019. Eiseres is verschenen, vergezeld van [naam 2] en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Bij beslissing van 13 januari 2020 heeft de rechtbank het onderzoek heropend omdat het onderzoek niet volledig is geweest.
Bij gewijzigde beslissing op bezwaar van 5 maart 2020 heeft verweerder het bezwaar gericht tegen het primaire besluit alsnog gegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 9 april 2020 het beroep ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 18 mei 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 20 mei 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toewijzen.
5. De kosten die eiseres vergoedt wenst te zien, hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 1.050,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
6. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 47,- te worden vergoed door verweerder.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten in beroep tot een bedrag van
€ 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 21 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.