ECLI:NL:RBNHO:2020:5581

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
7740924 CV EXPL 19-5822
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van passagiers tegen luchtvaartmaatschappij wegens compensatie na annulering van vlucht

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Malaga naar Amsterdam op 17 september 2018. De passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. Corendon betwistte de vordering en voerde aan dat de passagiers hun vordering hadden gecedeerd aan AirHelp, waardoor zij niet ontvankelijk zouden zijn in hun vordering tegen Corendon.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat zij hun vordering niet hadden gecedeerd aan AirHelp. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, omdat zij niet aan hun stelplicht hebben voldaan. De proceskosten werden toegewezen aan Corendon, aangezien de passagiers ongelijk kregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7740924 \ CV EXPL 19-5822
Uitspraakdatum: 22 juli 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Corendon
gemachtigde: S.G. Basarat LL.M., M. Nijenhuis LL.M.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 maart 2019 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven. Ten slotte hebben de passagiers nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers stellen met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten te hebben op grond waarvan Corendon de passagiers op 17 september 2018 diende te vervoeren van Malaga (Spanje) naar Amsterdam-Schiphol met vlucht CND 192 (hierna: de vlucht).
2.2.
Volgens de overgelegde vlucht coupons zou de vlucht om 19:45 uur lokale tijd uit Malaga vertrekken en om 23:10 uur lokale tijd in Amsterdam arriveren.
2.3.
De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht, uitgevoerd door luchtvaartmaatschappij Transavia met vluchtnummer HV 5024, op 17 september 2018 naar Rotterdam.
2.4.
AirHelp heeft namens de passagiers compensatie van Corendon gevorderd in verband met annulering van de vlucht. Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Namens AirHelp heeft de gemachtigde op 28 januari 2019 Corendon schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan uiterlijk twee weken later, aan welke aanmaning Corendon geen gevolg heeft gegeven.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Corendon vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering. Zij voert als meest verstrekkend verweer aan dat in de correspondentie tussen Corendon en de passagiers voorafgaand aan de onderhavige procedure is gesteld dat de vordering door middel van een “Assignment Form” is overgedragen aan AirHelp ltd, zodat de passagiers geen vordering hebben op Corendon. De passagiers dienen daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Corendon meent dat de passagiers door het ondertekenen van het “Assignment Form” hun vorderingen hebben overgedragen aan AirHelp.
5.3.
In de dagvaarding is niet vermeld dat de passagiers het door AirHelp gehanteerde “Assignment Form” hebben ondertekend en dat AirHelp daar eerder tegenover Corendon een beroep op heeft gedaan (hetgeen niet conform het bepaalde in artikel 21 Rv is), noch is dit Formulier door de passagiers in het geding gebracht. In de onderhavige procedure wordt enkel weersproken dat er tussen de passagiers en AirHelp cessie heeft plaatsgevonden. Daarnaast benadrukken de passagiers in de akte dat er zowel aan de passagiers als aan AirHelp bevrijdend betaald kan worden. In tegenstelling tot de, door passagiers bij repliek overgelegde, e-mail aan Corendon d.d. 15 oktober 2018, waarin het volgende is vermeld:
“Please note, that our client / clients assigned the claim to us by signing attached Assignment Form. Consequently, any payments made by you directly to our client / clients, will have no legal effect.”
5.4.
Het verweer van Corendon houdt in dat de vordering tot betaling van de compensatie, blijkens het door AirHelp aan haar verstrekte Formulier, door de passagier is gecedeerd aan AirHelp. Uit eerder gepubliceerde uitspraken van deze rechtbank volgt dat AirHelp zich, met verwijzing naar haar eigen Formulier, meermalen heeft beroepen op cessie van de vordering door passagiers. Gelet op het verweer van Corendon ter zake van de overdracht van die vordering door de passagiers en het beroep op niet ontvankelijkheid van de passagiers om alsnog op eigen naam een vordering bij de rechtbank in te dienen, lag het op de weg van de passagiers om onderbouwd met stukken toe te lichten waarom de passagiers toch in hun vordering zouden kunnen worden ontvangen. De enkele ontkenning van de overdracht van de vordering is onder deze omstandigheden dan ook onvoldoende. Daarbij neemt de kantonrechter nog in overweging dat de gemachtigde van de passagiers tevens met grote regelmaat optreedt als gemachtigde van AirHelp en derhalve bekend kan worden geacht met de onderhavige discussie.
5.5.
De passagiers hebben niet aan de stelplicht voldaan. De conclusie moet dan ook zijn dat het verweer van Corendon slaagt en dat als niet, althans onvoldoende weerlegd is komen vast te staan dat de passagiers hun vorderingen aan AirHelp hebben gecedeerd en derhalve de passagiers niet ontvankelijk moet worden verklaard. Aan de inhoudelijke verweren van Corendon wordt daarom niet meer toegekomen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Corendon worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Corendon worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Corendon;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover die kosten daadwerkelijk door Corendon worden gemaakt;
6.4.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter