6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich vroeg in de ochtend op 11 januari 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal in een woning. De rechtbank rekent het verdachte aan dat deze diefstal plaatsvond, nadat door anderen geweld was gepleegd tegen het slachtoffer, hetgeen door het slachtoffer als zeer bedreigend is ervaren.
Door aldus te handelen heeft verdachte het slachtoffer niet alleen schade toegebracht, maar heeft hij bij hem ook gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd. Juist in eigen woning moet men zich veilig kunnen voelen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 juni 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder terzake van enig feit is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 12 juni 2020 van [betrokkene] als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland. In dit rapport wordt, onder meer, als volgt geconcludeerd en geadviseerd:
Betrokkene toont beperkt probleembesef en lijkt de consequenties van zijn handelen onvoldoende in te hebben geschat ten tijde van de tenlastelegging. Hij maakt een kwetsbare indruk. Naast ADD is de heer [verdachte] gediagnosticeerd met autistische trekken. Hij ervaart moeilijkheden ten opzichte van sociale interacties. Betrokkene lijkt in enige mate op te kijken naar één van de medeverdachten, de heer [medeverdachte 1], waardoor wij de mogelijkheid tot negatieve beïnvloeding aanwezig achten. Er zijn aanwijzingen dat betrokkene ten gunste van een medeverdachte heeft gehandeld waar hij loyaliteitsgevoelens voor heeft.
Het opbouwen van een positief sociaal netwerk is een aandachtspunt en tevens een hulpvraag van betrokkene. Het is positief te noemen dat binnen de leefgebieden zoals wonen, dagbesteding en financiën geen risicofactoren naar voren komen. Wel toont betrokkene een 'laissez-faire houding', voornamelijk ten opzichte van praktische zaken zoals zijn schoolwerk. Er is in enige mate sprake van pedagogische beïnvloeding. Zijn ouders en voornamelijk zijn moeder is een belangrijke steunbron.Voor de tenlastelegging heeft [verdachte] zich op eigen initiatief aangemeld bij de praktijkondersteuner van de huisarts vanwege zijn neerslachtige gevoelens voortkomend uit eenzaamheid en problemen met sociale interacties. Betrokkene toont motivatie om deze begeleiding voort te zetten.
Ondanks het ontbreken van eerdere veroordelingen voor een misdrijf, de stabiliteit binnen de leefgebieden en de pedagogische beïnvloeding van zijn ouders heeft dit niet kunnen voorkomen dat de heer [verdachte] wordt verdacht van ernstige strafbare feiten.
Door de OXREC, een risico-taxatie-instrument gebaseerd op statische gegevens, wordt het algemene risico op recidive wordt als laag ingeschat. Op basis van professioneel risico kan het recidive risico niet worden ingeschat. Het blijft onduidelijk waardoor betrokkene, die niet eerder met justitie in aanraking is gekomen, betrokken is geraakt bij een ernstig gewelddadig strafbaar feit.
Uit de beschikbare informatie en ons onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van het wegingskader adolescentenstrafrecht, komen onzes inziens geen zwaarwegende indicaties naar voren om af te wijken van het commune volwassenstrafrecht. Betrokkene functioneert in algemene zin zoals dat op basis van zijn leeftijd van hem verwacht mag worden. Er is geen sprake van een beperking op cognitief niveau. Hierdoor geven wij ter overweging om het volwassenstrafrecht toe te passen.
Betrokkene is in staat om een werkstraf uit te voeren.
Alles afwegende en rekening houdend met het blanco strafblad en de kwetsbare persoonlijkheid van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 120 uren in dit geval een passende straf is.
Gelet op de aard van het feit, meer in het bijzonder in de wijze waarop de betrokkenheid van verdachte vorm heeft gekregen, het lage recidiverisico en gelet op het feit dat verdachte in vrijwillig kader hulp heeft gezocht, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat er voor de verdachte een beschermend kader bestaat zoals weergegeven door de reclassering.