ECLI:NL:RBNHO:2020:5492

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3400
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot schorsing van sluiting woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet

Op 21 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, woonachtig in een huurwoning, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Uitgeest, dat op 7 juli 2020 was genomen. Dit besluit hield in dat de woning van verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van drie maanden gesloten zou worden, vanwege de aantreffen van aanzienlijke hoeveelheden drugs in de woning en in het voertuig van verzoeker. Tijdens de zitting op 17 juli 2020 is verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, verschenen, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter constateerde dat de burgemeester in afwijking van het beleid had besloten tot sluiting van de woning, terwijl volgens het beleid bij een eerste overtreding met een bepaalde hoeveelheid softdrugs volstaan kon worden met een waarschuwing. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet de bevoegdheid had om ten nadele van verzoeker af te wijken van de beleidsregels zonder dat er bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.

Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.050,-, en werd bepaald dat het betaalde griffierecht van € 170,- aan verzoeker vergoed moest worden. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Excel, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3400
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 juli 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Meijer),
en

de burgemeester van de gemeente Uitgeest, verweerder

(gemachtigden: M.P. Becker en T.C.M. van Hooff).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat de woning op het adres [adres] met ingang van 16 juli 2020 om 15.00 voor de duur van drie maanden wordt gesloten.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 10 juli 2020 heeft verweerder de werking van het bestreden besluit opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker is woonachtig in de (huur)woning op het adres [adres] (de woning). Op 8 april 2020 heeft de politie – nadat tijdens een bekeuringssituatie in [plaats] in het voertuig van verzoeker 3 kilogram opgedroogde henneptoppen werd aangetroffen – de woning betreden. Uit de bestuurlijke rapportages van de politie van
14 april 2020 en 11 mei 2020 blijkt dat de politie circa 2128 gram hennep, circa 2,5 gram MDMA en circa 1,6 gram cocaïne in de woning heeft aangetroffen.
3. Verweerder heeft de sluiting van de woning bevolen onder toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Ter uitvoering van de bevoegdheid heeft verweerder het “Damoclesbeleid gemeente Uitgeest 2018” (het beleid) opgesteld. In het onderhavige geval heeft verweerder, in afwijking van het beleid, direct tot sluiting van de woning voor een periode van drie maanden bevolen vanwege de forse overschrijding van de maximaal toegestane hoeveelheid softdrugs in combinatie met de aangetroffen hoeveelheid harddrugs. Verweerder heeft hierbij ook betrokken de 3 kilogram softdrugs die in het voertuig van verzoeker is aangetroffen.
4.1
Verzoeker betoogt dat sluiting van de woning voor de duur van drie maanden geen basis vindt in de wet dan wel het beleid, zodat het bestreden besluit reeds daarom niet in stand kan blijven.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat gelet op de aanwezigheid van ruim
2 kilogram softdrugs in de woning, naast de aangetroffen hoeveelheid harddrugs, met toepassing van het beleid, in combinatie gelezen met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is besloten om in afwijking van het beleid de woning voor drie maanden te sluiten.
4.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder volgens het beleid in het geval van een eerste overtreding bij de aanwezigheid van meer dan 5 gram softdrugs of 5 tot en met 20 planten in een woning volstaat met het geven van een bestuurlijke waarschuwing. Bij de aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 ml GHB in een woning sluit verweerder de woning voor de duur van twee maanden.
4.4
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor één of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit artikel biedt het bestuursorgaan echter niet de mogelijkheid om, zoals in dit geval, ten nadele van een belanghebbende af te wijken van de beleidsregel ten behoeve van uitsluitend algemene belangen, zonder dat één of meer (andere) belanghebbenden kunnen worden aangewezen die bij die afwijking zijn gebaat. Het bestuursorgaan dat de beleidsregels heeft vastgesteld is geen belanghebbende in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Dit betekent dat het bezwaar van verzoeker dat de duur van de sluiting zoals verweerder die heeft gelast, niet overeenkomstig het beleid is, redelijke kans van slagen heeft.
5. Gelet op voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit van 7 juli 2020 wordt geschorst tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050, (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 schorst het bestreden besluit van 7 juli 2020 tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.050,-.
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan verzoeker te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.