ECLI:NL:RBNHO:2020:5484

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
8686007
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet na niet afrekenen fles wijn in zelfscansupermarkt

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werknemer van SDBV B.V., en zijn werkgever. [verzoeker] had een verzoek ingediend om het aan hem gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Het ontslag was gebaseerd op het feit dat hij na zijn nachtdienst in werkkleding een fles wijn niet had afgerekend bij de Albert Heijn op Schiphol Plaza. De werkgever, SDBV, stelde dat dit een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde, omdat het het vertrouwen van de werkgever en de opdrachtgever had geschaad.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] de fles wijn per ongeluk niet had afgerekend en dat er geen sprake was van opzet. De kantonrechter oordeelde dat het per abuis niet afrekenen van de fles wijn, zeker gezien het lange en onberispelijke dienstverband van [verzoeker], geen dringende reden voor ontslag op staande voet opleverde. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat [verzoeker] weer toegelaten moest worden tot de werkvloer. Daarnaast werd SDBV veroordeeld tot betaling van het salaris van [verzoeker] vanaf 10 december 2019, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente.

De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden van de werknemer en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslag op staande voet, vooral in situaties waarin geen opzet kan worden aangetoond. De kantonrechter heeft ook de proceskosten ten laste van SDBV gesteld, aangezien deze als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8286007 AO VERZ 20-9
Uitspraakdatum: 22 juni 2020
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. A.J. Engelsma
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SDBV B.V.,
gevestigd te Schiphol
verwerende partij
verder te noemen: SDBV
gemachtigde: S. de Lange

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om het aan hem gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en daarbij tevens verzocht een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te treffen. SDBV heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Omdat in verband met de uitbraak van het coronavirus aanvankelijk alleen de urgente zaken doorgingen, is op de zitting van 6 april 2020 alleen het verzoek ex artikel 223 Rv behandeld. Bij beschikking van 15 april 2020 is hierop beslist. Op 11 juni 2020 heeft de mondelinge behandeling van de hoofdzaak plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [datum] 1966, is op 1 juli 1991 in dienst getreden bij SDBV, laatstelijk in de functie van Surveillant/SCC Operator op Schiphol. Het bruto basissalaris van [verzoeker] bedroeg € 2.090,88 per vier weken op basis van 36 uur per week, exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten. Daarnaast ontving [verzoeker] een persoonlijke toeslag van € 818,13.
2.2.
SDBV is een dienstverlenende organisatie ten behoeve van de luchthaven Schiphol, die zich uitsluitend richt op beveiligingswerkzaamheden op Schiphol. Opdrachtgevers van SDBV zijn, naast Schiphol N.V., winkels en horeca aangelegenheden, waaronder Albert Heijn (hierna: AH) op Schiphol Plaza.
2.3.
In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden een Schipholpas (met daaraan gekoppeld, een Verklaring van Geen Bezwaar), een legitimatiebewijs Beveiliger en politietoestemming vereist is.
2.4.
Op de arbeidsovereenkomst tussen SDBV en [verzoeker] is de cao Particuliere Beveiliging (hierna: cao) van toepassing. In artikel 19 van de cao is – voor zover van belang – het volgende vermeld:

In verband met het bijzondere karakter van de beveiligingsfunctie en de daarmee verbonden specifieke taken wordt, in aanvulling op artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek, in ieder geval als dringende reden beschouwd:
a.
Het zich schuldig maken aan, of het direct betrokken zijn bij, diefstal, verduistering en/of bedrog en/of andere strafbare feiten anders dan verkeersovertredingen, waardoor de werknemer het vertrouwen van de werkgever en/of zijn opdrachtgever(s) verliest;
(…)’
2.5.
In artikel 9.1 van de Bedrijfsregels Security SDBV is – voor zover van belang – het volgende vermeld:

De aan de medewerker verstrekte bedrijfskleding mag buiten diensttijd uitsluitend worden gedragen tijdens de reistijd voor woon-werkverkeer’.
2.6.
Op zondagochtend 8 december 2019 heeft [verzoeker] na afloop van zijn nachtdienst bij SDBV bij de AH op Schiphol Plaza in zijn werkkleding boodschappen gedaan. Hij kocht twee flessen wijn, een yoghurt en een pakje sigaretten.
2.7.
Door een medewerker van AH is geconstateerd dat [verzoeker] één fles wijn niet heeft afgerekend bij de zelfscan kassa. [verzoeker] is naar aanleiding daarvan door [supervisor] (hierna: [supervisor] ), supervisor Security van SDBV, gebeld en gevraagd om naar de AH terug te komen. Daar was ook de Koninklijke Marechaussee (hierna: Kmar) aanwezig en zijn camerabeelden bekeken.
2.8.
Na het bekijken van de beelden heeft [verzoeker] de fles wijn alsnog betaald. AH heeft geen aangifte gedaan.
2.9.
Bij e-mail van 8 december 2019 heeft [supervisor] aan [operationeel manager] (hierna: [operationeel manager] ), Operationeel Manager bij SDBV, verslag gedaan van de gebeurtenissen:
‘(…)
Op zondag 8 december 2019, omstreeks 06:30 uur, kwam beambte [X] met KMar (met zijn drieën) SV kantoor binnen en hebben aangegeven dat ze opzoek zijn naar collega’s [verzoeker] , omdat er iets van Albert Heijn gestolen is. In eerste instantie dacht ik dat beambte heeft diefstal gezien en hierover een getuigenverklaring moesten afleggen, maar volgens de KMar, heeft hij vermoedelijk zelf iets niet afgerekend. Omdat na zijn nachtdienst, was hij al vertrokken/weggegaan, heb ik hem gebeld/gevraagd dat hij moet terugkomen.Omstreeks 07:05 uur, op SV kantoor, heeft de KMar beambte [verzoeker] e.e.a. uitgelegd “wat er vermoedelijk gebeurd is/was”. Vervolgens zijn ze naar de grote Albert Heijn gegaan en hebben ze daar de camerabeelden teruggekeken. Volgens de KMar op de beelden en op de kassabon te zien is dat hij een artikel niet heeft afgerekend. Volgens beambte [verzoeker] weet hij niet waarom heeft het zelfscansysteem de een artikel niet afgerekend. Want volgens hem, heeft hij alle artikelen gescand/afgerekend.*Omdat Albert Heijn geen aangifte wilde doen, heeft [verzoeker] het niet afgerekende artikel afgerekend/betaald’
2.10.
Op 10 december 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [operationeel manager] , [HR manager] (HR Manager) en [verzoeker] over de gebeurtenissen op 8 december 2019. [verzoeker] heeft toen aangegeven dat het niet zijn bedoeling was om niet te betalen.
2.11.
Vervolgens is [verzoeker] op staande voet ontslagen. Het ontslag is bij brief van 10 december 2019 door SDBV bevestigd, waarbij als ontslagreden is vermeld:
‘(…)Voor ons staat vast dat u (na uw nachtdienst en in uw werkkleding) een fles wijn niet hebt afgerekend bij AH. Dat is voor ons onacceptabel. De betrouwbaarheid en integriteit van SDBV richting onze klanten Albert Heijn en Schiphol en richting de interne organisatie is hierdoor ernstige schade toegebracht’.
2.12.
Bij brief van 19 december 2019 heeft (de advocaat van) [verzoeker] geprotesteerd tegen het ontslag en SDBV verzocht te bevestigen dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en het loon wordt doorbetaald. Tevens heeft [verzoeker] zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van arbeid.
2.13.
SDBV heeft aan dit verzoek niet voldaan, waarna [verzoeker] haar in rechte heeft betrokken.
2.14.
Bij beschikking van 15 april 2020 is de door [verzoeker] verzochte voorlopige voorziening toegewezen.
2.15.
Na de beschikking heeft SDBV de loondoorbetaling hervat en het loon met terugwerkende kracht aan [verzoeker] betaald.
2.16.
Op 11 mei 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen SDBV en [verzoeker] , in aanwezigheid van hun advocaten.
2.17.
Bij e-mail van 14 mei 2020 heeft [verzoeker] aan SDBV het volgende geschreven:

Hierbij mijn reactie op op email en brief aangaande gesprek op maandag 11 mei 2020 10 uur bij jullie op kantoor.
Jullie hebben mij per email en per brief gevraagd aanwezig te zijn en ik heb aan jullie vraag gehoor geven en verscheen met mijn advocaat.
Jullie verplichten mij in het het gesprek en per email van jullie advocaat te komen werken en jullie doen ook beeindiginsvoorstel van € 35.000 bruto die ik al eerder heb afgewezen.
Naar mijn weten hebben jullie voor en tijdens het eerste gedeelte rechtszitting duidelijk kenbaar gemaakt dat jullie geen vertrouwen meer in mij hebben en dat jullie niet meer met mij verder willen. Jullie hebben mij opstaande voet ontslagen en jullie hebben onterecht voor hele zware maanden in mijn leven gezorgd. Door jullie beslissing heb ik een hele zware tijden meegemaakt. Ik kon niet meer voor mijn kinderen zorgen, omdat ik slapeloze nachten had en ben heel erg ziek geworden. Ik kon mijn ziekte kosten etc. etc. niet betalen en niet eens brood kon kopen.
Ik voel mij ontzettend onder druk gezet en jullie dreigen met allerlei maatregelen tegen mijn person. Daar mijn zaak is nog steeds onder de rechter en ik nog steeds opstaande voet ontslagen, wacht ik de aanstaande zitting af’.
2.18.
Bij e-mail van 14 mei 2020 heeft SDBV daarop als volgt gereageerd:

Wij hebben begrip voor jouw situatie en om die reden hebben we jou uitgenodigd voor een gesprek. Wij hebben in alle openheid met jou over de situatie willen spreken.
Wij hebben in dat gesprek gevraagd wat jij graag wil. Een antwoord hebben we niet gekregen. Je wil blijkbaar niet de arbeidsovereenkomst beëindigen, maar je wil dus ook niet werken. Dat kan uiteraard niet. Als wij jouw loon betalen, zal daar ook arbeid tegenover moeten staan.
Wij willen het jou nog eenmaal vragen: wil je door bij SDBV of niet. Zo nee, dan vernemen wij graag (via jouw advocaat) onder welke voorwaarden jij uit elkaar wil gaan. Zo ja, dan verwachten wij dat je aan het werk gaat, beginnend op de dienstenbaan.
Ik hoor heel graag vandaag voor 17.00 uur
2.19.
Op laatstgenoemde e-mail van 14 mei 2020 heeft [verzoeker] niet meer gereageerd.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter in de hoofdzaak om, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om SDBV binnen twee dagen na de beschikking, te veroordelen:
Primair
a. tot toelating van [verzoeker] tot de werkvloer ten einde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van€ 500,-, althans een door U.E.A. in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat SDBV B.V. in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen;
c. tot betaling van de wettelijke rente over de onder a genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
a. Een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ter hoogte van € 25.000,-,
b. Betaling van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren/van rechtswege zou zijn geëindigd. Conform artikel 7:677 lid 2 e.v.;
c. tot betaling van de transitievergoeding ad € 35.000,- bruto aan [verzoeker] ;
d. om aan [verzoeker] schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van sub a en b zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, althans een door U.E.A. in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, met een maximum van€ 10.000.- voor elke dag na 2 dagen na de datum van de beschikking dat gedaagde niet voldoet aan de beschikking;
e. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;
f. betaling van de wettelijke rente over de onder a ,b, c, d en e genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
Primair en subsidiair
a. Doorbetaling van het verschuldigde salaris ad. € 3.424,95 (bruto) per maand vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 10 december 2019, tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
b. Verstrekking van de salarisspecificaties vanaf 10 december 2019, waarin de betalingen van sub a zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, althans een door U.E.A. in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, met een maximum van € 10.000.­ voor elke dag na 2 dagen na de datum van de beschikking dat gedaagde niet voldoet aan de beschikking;
c. Betaling van de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het aan werknemer toekomende loon ex artikel 7:625 BW;
d. Betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;
e. Betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten onder a, b, c en d genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening.
f. in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, en dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. [verzoeker] heeft per ongeluk niet afgerekend, waarschijnlijk doordat hij minder helder was na zijn nachtdienst. AH wilde geen aangifte doen en na betaling van de fles wijn was de zaak voor hen afgedaan. Daarmee moet het ook afgedaan zijn voor SDBV. Het per abuis niet afrekenen kan niet een dringende reden voor ontslag zijn, zeker niet gezien zijn lange en voorbeeldige arbeidsverleden. Ook het feit dat [verzoeker] in uniform rondliep is geen dringende reden voor ontslag op staande voet. SDBV stelt geen kleedkamer ter beschikking en [verzoeker] was op weg naar huis.
[verzoeker] heeft een spoedeisend belang bij dit verzoek omdat hij voor de kosten van zijn levensonderhoud afhankelijk is van het loon bij SDBV.

4.Het verweer

4.1.
SDBV verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. [verzoeker] heeft zich bij een klant van SDBV, terwijl hij zijn bedrijfskleding aan had, schuldig gemaakt aan diefstal en/of bedrog, zodanig dat hij het vertrouwen van de werkgever en van de opdrachtgever(s) onwaardig is geworden. Als beveiliger bij SDBV dient [verzoeker] van onbesproken gedrag te zijn. Om die reden is in artikel 19 van de cao expliciet opgenomen dat diefstal en/of bedrog waardoor de werknemer het vertrouwen van de werkgever en/of zijn opdrachtgever verliest, als dringende reden wordt beschouwd. Bovendien is het [verzoeker] op grond van de bedrijfsregels niet toegestaan om buiten werktijd voor privé-doeleinden in een winkel boodschappen te doen terwijl hij werkkleding aan heeft. Deze bepaling heeft [verzoeker] met voeten getreden. De verklaring van [verzoeker] dat hij de fles wijn per ongeluk niet heeft afgerekend is ongeloofwaardig. Bovendien komt het niet scannen van een product voor rekening van degene die kiest voor de zelfscan. Dat de kwestie ook door AH hoog werd opgenomen blijkt uit het feit dat de Kmar is ingeschakeld. Dat [verzoeker] een lange staat van dienst heeft maakt het voorgaande niet anders.
4.2.
Aangezien het ontslag terecht is gegeven, moeten de vorderingen afgewezen worden. Subsidiair geldt dat een termijn van twee dagen, zoals gevorderd, veel te kort is om de terugkeer naar het werk te realiseren. Ook de gevorderde rente over de dwangsom en de buitengerechtelijke incassokosten moeten worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
[verzoeker] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Ontslag op staande voet geldig?
5.2.
De vraag die voorligt is of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
5.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in de beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
5.4.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld is, blijkens de brief van 10 december 2019, dat [verzoeker] na zijn nachtdienst en in zijn werkkleding een fles wijn niet heeft afgerekend bij AH, waardoor de betrouwbaarheid en integriteit van SDBV richting klanten Albert Heijn en Schiphol en richting de interne organisatie ernstige schade is toegebracht.
5.5.
[verzoeker] erkent dat hij na zijn nachtdienst en in zijn werkkleding een fles wijn niet heeft afgerekend bij de AH. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of [verzoeker] dit met opzet heeft gedaan. SDBV stelt dat dit het geval is; [verzoeker] zou zich hebben schuldig gemaakt aan diefstal en/of bedrog zoals bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub d BW en artikel 19 van de cao. [verzoeker] betwist dat sprake is geweest van opzet; hij zou de fles wijn per abuis niet hebben gescand/afgerekend.
5.6.
De kantonrechter stelt voorop dat voor diefstal en bedrog opzet vereist is. Gezien de gemotiveerde betwisting door [verzoeker] , rust de bewijslast op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op SDBV. De kantonrechter is van oordeel SDBV er niet in is geslaagd te bewijzen dat [verzoeker] de fles wijn heeft gestolen. Dat de fles wijn per ongeluk niet is gescand/afgerekend door [verzoeker] , komt de kantonrechter niet onaannemelijk voor. Daarbij is van belang dat [verzoeker] – zoals blijkt uit de verklaring van [supervisor] van 8 december 2019 - al bij de eerste confrontatie met de verdenking heeft aangegeven dat het een vergissing was en dat het nooit zijn bedoeling is geweest niet te betalen. Zijn latere verklaringen zijn hiermee in lijn. Verder wordt in ogenschouw genomen dat de kans op een vergissing groter is bij een zelfscan dan bij een bemenste kassa, en ook dat [verzoeker] slechts één product niet heeft gescand en de rest van zijn boodschappen wel. De kantonrechter acht verder niet ondenkbaar dat [verzoeker] na een gewerkte nachtdienst minder alert was en daardoor bij het scannen wellicht een product over het hoofd heeft gezien. Tot slot is meegewogen dat AH geen aangifte heeft gedaan. De kantonrechter leidt hieruit af dat AH er kennelijk ook vanuit ging dat er geen sprake was van opzet/diefstal. Concluderend kan dan ook niet bewezen worden dat [verzoeker] diefstal heeft gepleegd.
5.7.
Het zonder opzet meenemen van een fles wijn bij de AH levert – zeker in het licht van het lange en onberispelijke dienstverband van 30 jaar - geen dringende reden voor ontslag op. Ook het in strijd met de bedrijfsregels dragen van bedrijfskleding is daarvoor onvoldoende. Volstaan had kunnen worden met een lichtere sanctie dan ontslag.
5.8.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven.
Vernietiging ontslag op staande voet
5.9.
[verzoeker] heeft ter zitting verklaard alleen zijn primaire verzoek te handhaven. Het subsidiaire verzoek behoeft dus geen behandeling.
5.10.
[verzoeker] heeft in het petitum zoals geformuleerd op pagina 7 tot en met 9 van zijn verzoekschrift niet uitdrukkelijk verzocht om vernietiging van het ontslag. De kantonrechter gaat er echter vanuit dat het de bedoeling van [verzoeker] is geweest om (primair) ook vernietiging van het ontslag op staande voet te verzoeken. Deze bedoeling valt af te leiden uit de aanhef van het verzoekschrift, hetgeen op pagina 5 van het verzoekschrift is verzocht en gelet op de inhoud van het partijdebat. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, zal de kantonrechter overgaan tot vernietiging van het ontslag op staande voet.
Toelating tot werk
5.11.
Nu geoordeeld is dat het ontslag op staande voet geen stand houdt, zal het verzoek tot toelating tot de werkzaamheden als hierna vermeld worden toegewezen. De termijn waarbinnen SDBV hieraan zal moeten voldoen, wordt gesteld op vijf werkdagen. De kantonrechter is met SDBV van mening dat de verzochte termijn van twee dagen daarvoor (net) te kort is. Het verzoek om aan de veroordeling een dwangsom te verbinden, wordt afgewezen. Gelet op de handelwijze van SDBV na de uitspraak van 15 april 2020 is aannemelijk dat SDBV ook zonder dwangsom aan dit vonnis zal voldoen.
5.12.
SDBV heeft ter zitting toegezegd dat zij zo snel mogelijk zal regelen dat [verzoeker] weer beschikt over de voor de oorspronkelijke werkplek benodigde Schipholpas (doorlooptijd van circa vier weken) en beveiligingspas (doorlooptijd van circa twee weken). Totdat de benodigde passen er zijn wordt van [verzoeker] verwacht dat hij de werkzaamheden behorend bij zijn functie uitvoert op een plek waarvoor deze passen niet noodzakelijk zijn.
Loonbetaling, wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.13.
Het verzoek tot (door-)betaling van het loon vanaf 10 december 2019 wordt eveneens toegewezen. SDBV heeft de hoogte van het gevorderde loon niet betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Hierop zal echter in mindering worden gebracht, hetgeen SDBV naar aanleiding van de beschikking van 15 april 2020 reeds aan salaris, wettelijke verhoging en wettelijke rente aan [verzoeker] heeft voldaan.
5.14.
Verder wordt op het toe te wijzen salaris in mindering gebracht het salaris van 14 mei 2020 tot het moment waarop [verzoeker] zijn werk weer zal hervatten. Over deze periode heeft [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter geen aanspraak op loon. In artikel 7:628 lid 1 BW is bepaald dat de werknemer recht op loon behoudt, indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. Daarvan is in dit geval geen sprake. In het gesprek op 11 mei 2019 is aan [verzoeker] de gelegenheid geboden het werk te hervatten. Bij e-mail van 14 mei 2020 heeft hij echter aangegeven het werk niet te zullen hervatten. Ter zitting heeft SDBV toegelicht dat de aangeboden werkzaamheden (dienstenbaan) onderdeel uitmaken van zijn gebruikelijke beveiligingswerkzaamheden, maar dan op een werkplek op Schiphol waar [verzoeker] ook zonder passen mag komen. [verzoeker] heeft dit niet betwist. Nu niet gebleken is dat [verzoeker] door ziekte, of een andere voor rekening van SDBV komende omstandigheid, verhinderd was de aangeboden arbeid te verrichten, is de kantonrechter van oordeel dat van [verzoeker] verwacht had mogen worden weer aan het werk te gaan. De oorzaak van het niet-werken ligt daarmee in een omstandigheid die in redelijkheid voor rekening van [verzoeker] dient te blijven.
5.15.
Het verzoek tot betaling van wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en wettelijke rente over het toe te wijzen loon, wordt toegewezen omdat er te laat is/wordt betaald. De wettelijke rente wordt evenwel gematigd tot 25%.
Salarisspecificaties en buitengerechtelijke kosten
5.16.
De verzochte verstrekking van salarisspecificaties zal worden toegewezen. Dit is immers een wettelijke verplichting waaraan SDBV heeft te voldoen. Voor het verbinden van een dwangsom aan deze veroordeling bestaat geen aanleiding omdat aannemelijk is dat SDBV ook zonder dwangsom aan dit vonnis zal voldoen.
5.17.
[verzoeker] heeft voorts toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK verzocht. Hij heeft echter nagelaten te stellen welke werkzaamheden hij heeft verricht, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Proceskosten
5.18.
SDBV zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, inclusief rente zoals gevorderd.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
6.2.
veroordeelt SDBV om [verzoeker] binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot de werkvloer, zoals hiervoor onder 5.11 en 5.12 is overwogen;
6.3.
veroordeelt SDBV tot betaling aan [verzoeker] van het salaris ad € 3.424,95 bruto per maand, vermeerderd met emolumenten, vanaf 10 december 2019, waarop in mindering wordt gebracht hetgeen SDBV vanaf 10 december 2019 reeds aan salaris, wettelijke verhoging en wettelijke rente aan [verzoeker] heeft voldaan, en waarop tevens in mindering wordt gebracht het salaris over de periode van 14 mei 2020 tot het moment waarop [verzoeker] zijn werk weer zal hervatten;
6.4.
veroordeelt SDBV tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke verhoging van 25% en de wettelijke rente over het salaris zoals toegewezen onder 6.3., vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt SDBV verstrekking van de salarisspecificaties waarin alle betalingen zijn verwerkt;
6.2.
veroordeelt SDBV tot betaling van de proceskosten aan [verzoeker] , die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op:
Griffierecht: € 236,00
Salaris gemachtigde: € 720,00,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking.
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door D.P. Ruitinga, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter