ECLI:NL:RBNHO:2020:5429

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
15/223633-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij het overlijden van een 1,5 jaar oud kind na beschuldigingen van mishandeling en doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij de dood van zijn stiefkind, een meisje van 1 jaar en 9 maanden oud. De verdachte werd beschuldigd van opzettelijke doodslag, zware mishandeling en andere varianten van mishandeling. Het meisje werd op 14 september 2019 met ernstig hoofdletsel in het ziekenhuis opgenomen en overleed vier dagen later. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaar, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de deskundigen zorgvuldig gewogen. Deskundigen concludeerden dat het letsel van het meisje niet paste bij de door de verdachte geschetste toedracht van een ongeluk. De patholoog en forensisch artsen stelden vast dat het letsel waarschijnlijker was ontstaan door niet-accidentele krachtsinwerking. Ondanks deze conclusies oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte niet volledig konden worden uitgesloten, en dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. Daarom werd de verdachte integraal vrijgesproken van alle beschuldigingen.

De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen slippers aan de verdachte. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van vermeende kindermishandeling, waar de gevolgen van een veroordeling zeer ernstig zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/223633-19 (P)
Uitspraakdatum: 22 juli 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 juli 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
ten tijde van de behandeling van de strafzaak gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. A.N. Verlinden en mr. C. J.V. van Venrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden mr. G. Spong en mr. D. Kisteman, advocaten te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdenking komt er na nadere omschrijving van de tenlastelegging kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte strafbare betrokkenheid heeft gehad bij het overlijden van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] , in de varianten:
  • (
  • (
  • (
  • (
De tenlastelegging is opgenomen als bijlage 1. bij dit vonnis.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte hiervoor wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van voorarrest. De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.

4.De beoordeling

Inleiding
[slachtoffer] is op 14 september 2019, toen zij 1 jaar en 9 maanden oud was, via de huisartsenpost van het Zaans Medisch Centrum binnengebracht bij het Amsterdam UMC met ernstig (schedel)hersenletsel. De behandelend artsen van [slachtoffer] in het Amsterdam UMC vonden het bij haar geconstateerde letsel niet zonder meer passend bij de toedracht zoals gerapporteerd door verdachte. Dit is voor hen aanleiding geweest voor het consulteren van het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling. De vertrouwensarts van de regio zag hierin aanleiding om bij de politie melding te maken van mogelijke kindermishandeling. Op 18 september 2019 is [slachtoffer] in het ziekenhuis overleden.
Bevindingen omtrent de doodsoorzaak
De arts en forensisch patholoog van het NFI (hierna: de patholoog) dr. V. Soerdjbalie-Maikoe heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] . De patholoog vermeldt in haar rapportage van 22 mei 2020 dat er bij [slachtoffer] klinisch (radiologisch) en bij sectie ernstige uitgebreide traumatische letsels in het hoofd zijn vastgesteld, waaronder een breuk in het schedeldak links, een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies links met uitbreiding onder de zachte hersenvliezen, ernstige en uitgebreide traumatische beschadiging van de hersenen met een vrijwel volledige scheur van de structuur die de twee grote hersenhelften met elkaar verbindt (de hersenbalk), uitgebreide traumatische beschadiging van zenuwceluitlopers van de hersenen en in de hersenstam en bloeduitstortingen in beide oogzenuwen. Naar het oordeel van de patholoog is er geen ziekelijke oorzaak voor het ontstaan van dit ernstig traumatisch hoofdletsel en kan het intreden van de dood van [slachtoffer] worden verklaard door verwikkelingen van dit hoofdletsel. Het letsel van [slachtoffer] is bij leven opgelopen door hevige stomp (botsende) gewelds(krachts)inwerking. Dat kan gepaard zijn gegaan met een schudcomponent waarbij er hevig heen en weer schudden (voor- en achterwaarts: acceleratie en deceleratie), soms (tevens) zijwaarts (rotatie) heeft plaatsgehad. De wijze van ontstaan van dit letsel kan volgens de patholoog zijn geweest:
-
niet-accidenteel: toegebracht letsel. Door bijvoorbeeld hevig slaan op het hoofd (al of niet met of tegen structuren), hevig stompen met het hoofd tegen structuren, hevig gooien van het kind tegen een harde structuur, dan wel
-
accidenteel: energetisch trauma met hevige krachtsinwerking, zoals een val van
grote ( > circa 1,5 meter) hoogte of een transportongeval.
Verklaring van de verdachte
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de politie en ter terechtzitting in grote lijnen het volgende verklaard. Verdachte was die middag (op 14 september 2019) alleen thuis met zijn tweejarige zoontje en met [slachtoffer] die op bed lag voor haar middagslaapje. Rond 14:00 uur heeft hij haar uit bed gehaald. Hij tilde haar op, zette haar met haar billen op zijn linkerarm (met haar gezicht naar hem toegedraaid) en liep rechtsaf de slaapkamer uit naar de overloop, richting de trap naar beneden. Hij passeerde zijdelings de smalle doorgang tussen het traphek en de kast op de overloop. Op de vloer van de overloop lag direct buiten de kamer van [slachtoffer] gedeeltelijk geen laminaat. Verdachte liep daar op de betonnen vloer. Ter hoogte van de kast op de overloop lag wel laminaat met daaronder een licht uitstekende ondervloer. Verdachte struikelde met zijn slippers over de rand van dit laminaat of de ondervloer en verloor hierop zijn evenwicht. Hij probeerde zich nog vast te pakken aan de kast op de overloop maar greep mis en viel. Daarbij kwam hij met één knie op de grond. Verdachte had [slachtoffer] op dat moment nog steeds op zijn arm. Hij hoorde haar hoofd tegen de muur aankomen en is met zijn linkerborst en schouder op of tegen haar aan gevallen. [slachtoffer] begon daarop hard te huilen. Verdachte heeft vervolgens haar gezicht met koud water gewassen en is toen met haar naar beneden gegaan en heeft haar op de bank gezet. Vrij snel daarna verloor [slachtoffer] het bewustzijn en maakte zij een snurkend geluid. Verdachte is toen snel met haar naar het ziekenhuis gegaan.
Bevindingen en conclusies in de deskundigenrapportages
Volgens de patholoog die de sectie heeft verricht kan de door verdachte geschetste toedracht, waaruit geen hevige krachtsinwerking valt af te leiden, de klinische en bij sectie vastgestelde letsels die tot de dood van [slachtoffer] hebben geleid niet verklaren.
De lineaire schedelbreuk links kan (hoewel zeldzaam bij een val van minder dan 1,5 meter hoog) zijn ontstaan bij een dergelijke toedracht zoals door verdachte beschreven, maar de erbij opgetreden uitgebreide traumatische letsels in het hoofd die fataal zijn geweest voor [slachtoffer] , kunnen niet worden verklaard door deze toedracht. Ook kan het vallen van een volwassene op een kind het geheel van dergelijke ernstige letsels in het hoofd niet veroorzaken. Het samendrukken (‘crushing’) van het hoofd in het kader van een hevige krachtsinwerking zou deze letsels wel kunnen opleveren.
De forensisch arts KNMG dr. H.G.T. Nijs, werkzaam bij het NFI, komt tot een soortgelijke conclusie in zijn rapportage van 11 juni 2020.
Hoewel een accidentele oorzaak van het letsel blijkens de rapportage van Nijs tot de mogelijkheden behoort, past het uitgebreide letsel van [slachtoffer] volgens hem niet bij de door verdachte beschreven gebeurtenis bestaande uit een struikeling met het kind op de arm, gevolgd door een ‘crushmoment’ van het (achter)hoofd van het kind tegen een muur, of het hard uit de handen (laten) vallen van het kind tegen een muur. De daarbij optredende krachtsinwerking is onvoldoende voor het ontstaan van het vastgestelde ernstige schedelhersenletsel.
Naast deze conclusie staat een in Bayesiaanse termen geformuleerde conclusie van Nijs. Deze is tot stand gekomen op basis van gepubliceerde onderzoeksresultaten en forensisch-medische kennis en ervaring. Nijs trekt de conclusie dat het aantreffen van het schedelhersenletsel bij [slachtoffer] op 14 september 2019
waarschijnlijkeris onder de hypothese van niet-accidentele krachtsinwerking dan onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking. De regel van Bayes is een wiskundige formule die de kansverhouding beschouwt van de waarschijnlijkheid van twee hypothesen (in dit geval de hypothese dat het aangetroffen letsel is ontstaan onder niet-accidentele krachtsinwerking versus de hypothese dat het letsel is veroorzaakt onder accidentele krachtsinwerking). De kwalitatieve term ‘waarschijnlijker’ is ontleend aan een gestandaardiseerde reeks van termen die worden gehanteerd door het NFI om bedoelde kansverhouding uit te drukken. Deze bestaat uit zes gradaties van ‘ongeveer even waarschijnlijk’ tot ‘extreem veel waarschijnlijker’. Om de transparantie voor de lezer en de uniformiteit tussen verschillende deskundigen te bevorderen heeft het NFI de verbale termen numeriek gedefinieerd. In dit geval wordt met de term ‘
waarschijnlijker’bedoeld dat de kans op het waarnemen van de onderzoeksresultaten tien tot honderd keer groter wordt geacht wanneer de ene hypothese waar is, dan wanneer de andere hypothese waar is. Deze conclusie verwoordt aldus de bewijskracht van de resultaten ten aanzien van de hypothesen.
Verhoren deskundigen ter terechtzitting
Ter zitting is patholoog dr. J. Fronczek (in plaats van haar collega dr. V. Soerdjbalie-Maikoe) als deskundige gehoord. Zij heeft verklaard dat haar collega dr. V Soerdjbalie-Maikoe de conclusie (kort gezegd: dat het aangetroffen letsel niet past bij de beschreven toedracht) heeft gebaseerd op informatie die zij van de politie heeft gekregen, verkregen uit de resultaten van het opsporingsonderzoek tot dan toe over de wijzen waarop het letsel is dan wel kan zijn ontstaan.
Geconfronteerd met de verklaring van verdachte heeft Fronczek uiteengezet dat meer feitelijke informatie nodig is om met volledige zekerheid te kunnen beoordelen of het letsel al dan niet past bij de door de verdachte weergegeven toedracht. Zij kan de conclusie dat het aangetroffen letsel niet past bij de beschreven toedracht onderschrijven. Echter, wanneer er sprake is geweest van een val van een hoogte van 1,5 meter of meer en/of een hoge beginsnelheid en/of een krachtige draai is er mogelijk sprake geweest van een meer complexe val die het vastgestelde hoogenergetische trauma kan hebben veroorzaakt. Nu over enkele factoren niet met zekerheid vaststellingen zijn, noch kunnen worden gedaan, in het bijzonder over de gegenereerde beginsnelheid bij de struikeling over het laminaat, ontbreken gegevens om de conclusie zonder enig voorbehoud te onderschrijven. Als bij de door verdachte beschreven val met [slachtoffer] van één of meer van deze factoren sprake is geweest, kan Fronczek deze val als oorzaak van het letsel niet categorisch uitsluiten.
Fronczek heeft zich ter terechtzitting aangesloten bij het, in Bayesiaanse termen geformuleerde, oordeel van Nijs dat het aantreffen van het letsel bij [slachtoffer]
waarschijnlijkeris onder de hypothese van niet-accidentele krachtsinwerking dan onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking.
De deskundige dr. H.G.T. Nijs heeft ter zitting onderschreven dat bij de beoordeling of sprake is van een hoogenergetisch trauma de door Fronczek genoemde componenten (kort gezegd; valhoogte, beginsnelheid en draaisnelheid) van invloed zijn. In de door verdachte omschreven toedracht ziet hij evenwel geen elementen die aanleiding geven tot een andere conclusie dan dat van een simpele val sprake is geweest en dat daarmee dus geen verklaring is gegeven voor het vastgestelde hoogenergetisch trauma. Nijs heeft ter zitting benadrukt dat hij zich vanuit zijn deskundigheid uitsluitend uitlaat over de waarschijnlijkheid van de medische bevindingen gegeven het hem voorgelegde scenario.
Tussenconclusies
Het voorgaande mondt naar het oordeel van de rechtbank uit in enkele tussenconclusies.
Allereerst dient te worden vastgesteld dat er weinig aanknopingspunten bestaan om uit te gaan van een gang van zaken zoals de verdachte in zijn verklaringen heeft weergegeven. Het oordeel van de deskundigen dat het letsel van [slachtoffer] daarbij niet past, is, hoewel voorzien van enige reserve, voor die slotsom reeds voldoende dragend. Dit betekent dat voor het bewijsoordeel betrekkelijk weinig betekenis kan worden toegekend aan de verklaring van de verdachte.
Ten tweede biedt het ter terechtzitting door de deskundigen gemaakte voorbehoud, hoe beperkt in aard of gewicht ook, onvoldoende houvast om de verklaring van de verdachte volledig terzijde te schuiven. Er ontbreken aanknopingspunten van feitelijke aard om te beoordelen of de exceptionele situatie, zoals bedoeld door de deskundigen, zich niet heeft voorgedaan.
Tot slot vereist de strafrechtelijke bewijslevering uiteindelijk een forensisch oordeel dat niet het karakter heeft van een uitsluiting van varianten maar dat is uitgedrukt in een mate van zekerheid over hetgeen wel is gebeurd. Dat betekent dat de conclusie van de deskundigen dat het letsel niet passend is, ook als wordt geabstraheerd van het gemaakte voorbehoud, naar haar aard niet snel volledig dragend kan zijn voor het oordeel dat de verdachte het tenlastegelegde in één van de varianten heeft begaan. Dit betekent niet dat volledig kan worden uitgesloten dat een op deze wijze geformuleerd oordeel van een deskundige toereikend is voor een bewezenverklaring, maar de abstracties waarin het nu is uitgedrukt leveren niet een zodanig uitzonderlijk geval op.
Daarbij laat de rechtbank nog onbesproken dat een beoordeling van het bewijs voor de feitelijke gedragingen zoals omschreven in de diverse varianten van de tenlastelegging op tal van complicaties stuit wanneer als vertrekpunt moet worden genomen dat noch van enige verklaring noch van een forensische conclusie over het causale verband tussen veronderstelde gedragingen en geconstateerd letsel kan worden uitgegaan.
Waardering van het bewijs
De voorgaande overwegingen leiden ertoe dat de rechtbank bij haar beoordeling van het gepresenteerde bewijs terugvalt op de algemene conclusie van de deskundigen Nijs en Fronczek dat het letsel van [slachtoffer] waarschijnlijker is onder de hypothese van niet-accidentele krachtsinwerking dan onder de hypothese van accidentele krachtsinwerking. Zoals hierboven vermeld, is met de term ‘waarschijnlijker’ bedoeld dat de betreffende kans tien tot honderd keer groter wordt geacht.
De rechtbank wil aannemen dat, zoals Nijs ter terechtzitting heeft verklaard, de gerapporteerde kansverhouding bij hypothesen van deze aard, in zaken waarbij het gaat om vermeende kindermishandeling, een aanzienlijke bewijskracht heeft. Ter beoordeling staat evenwel of deze conclusie van de deskundigen voldoende grond oplevert voor het oordeel dat buiten redelijke twijfel is dat verdachte het aan hem in enige variant tenlastegelegde heeft begaan. Voor de weging van dit waarschijnlijkheidsoordeel zijn geen algemene regels te geven, te meer omdat het is verweven met de waardering van overige feiten en omstandigheden die kunnen worden vastgesteld op basis van de stukken van het dossier. In dit geval dient die vraag negatief te worden beantwoord, omdat het ontbreekt aan andere met het oog hierop betekenisvolle feiten en omstandigheden.
In dit verband wordt als volgt overwogen over enkele uit het dossier blijkende omstandigheden waaraan de officier van justitie in haar requisitoir aandacht heeft besteed. Deze zijn, zo begrijpt de rechtbank, door haar geplaatst in de sleutel van het naar haar opvatting overtuigende karakter van het gepresenteerde bewijs. De rechtbank begrijpt de officier van justitie, gelet op de door haar gekozen bewoordingen, zo dat zij vooral, althans mede, heeft beoogd te betogen dat in bedoelde omstandigheden aanvullend of ondersteunend bewijs is gelegen en dat hierdoor de bewijswaarde en bewijskracht van de conclusies van de deskundigen zouden worden versterkt.
Het gaat dan in het bijzonder om de resultaten van het opsporingsonderzoek over de sociale context waarin verdachte leefde. Deze bevindingen zijn ter terechtzitting voorgehouden en onderwerp geweest van het debat. Daarbij gaat het in het bijzonder om het feit dat verdachte onder behandeling was in verband met agressieproblematiek, dat zijn relatie zowel met de moeder van [slachtoffer] als met de moeder van zijn zoontjes al langere tijd (zo ook op 14 september 2019) onder spanning stond en dat verdachte wegens problemen in de werksfeer al geruime tijd was uitgevallen op zijn werk. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze feiten echter geen gewicht in de schaal leggen, als het gaat om het versterken van de conclusies van de deskundigen in die zin dat daaraan een hogere bewijskracht zou toekomen dan door de deskundigen zelf is geformuleerd. Evenmin kan aan één van deze omstandigheden zelfstandige betekenis worden toegekend voor de bewijsvoering.
Ook het gegeven dat bij [slachtoffer] een schedelbreuk rechts op het achterhoofd van eerdere datum is aangetroffen en dat bij haar medio juni 2019 opvallende bloeduitstortingen achter het linker oor zijn waargenomen, die achteraf mogelijk zouden kunnen worden geduid als ‘sentinel injury’ (een voorbode van latere toebrenging van letsel), maken het oordeel over het bewijs niet anders. De deskundige Nijs heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat dit bij de weging van de hypothesen geen rol heeft gespeeld. Bovendien, als al met voldoende mate van zekerheid zou kunnen worden vastgesteld dat dit eerdere letsel aan [slachtoffer] is toegebracht en niet op accidentele wijze is ontstaan, duidt niets erop dat verdachte daaraan schuldig is geweest. Aan het overlijden van [slachtoffer] als gevolg van gebeurtenissen op 14 september 2019 heeft dit letsel op geen enkele wijze bijgedragen. Anders dan de officier van justitie kennelijk tot uitdrukking heeft willen brengen kunnen deze letsels op generlei wijze bijdragen aan de waardering van het bewijs. Een redengevende betekenis kan hieraan evenmin toekomen.
Vrijspraak
Gelet op al het voorgaande is het tenlastegelegde in geen van de varianten wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
5. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven slippers dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder
primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiairis ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem inbeslaggenomen slippers.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. M.S. Lamboo, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Graag,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2020.
mr. H.H. E. Boomgaart is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1. Tenlastelegging
PRIMAIR
hij in of omstreeks de periode van 14 september 2019 tot en met 18 september 2019 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door (meermalen)
- al dan niet met een voorwerp met kracht op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) (met kracht) heen en weer te schudden en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) (op haar hoofd) te gooien en/of te laten vallen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) met haar hoofd in aanraking te brengen met een (hard) voorwerp en/of een (harde) ondergrond en/of
- anderszins hevige stomp (botsende) gewelds(krachts)inwerking en/of impact met contactletsel op het hoofd van die [slachtoffer] toe te passen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] op 18 september 2019 is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
SUBSIDIAIR
hij op 14 september 2019 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten onder meer
- een breuk in het wandbeen van het schedeldak links en/of
- een forse bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom) en/of
- een bloeduitstorting onder de zachte hersenvliezen en/of
- een verplaatsing van de hersenen (midlineshift) en/of
- een scheur van de hersenbalk en/of
- zwelling van de hersenen en beginnende inklemming en/of
- axonale schade in de hersenen en hersenstam (schade aan de zenuwceluitlopers aldaar) door (meermalen)
- al dan niet met een voorwerp met kracht op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) (met kracht) heen en weer te schudden en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) (op haar hoofd) te gooien en/of te laten vallen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) met haar hoofd in aanraking te brengen met een (hard) voorwerp en/of een (harde) ondergrond en/of
- anderszins hevige stomp (botsende) gewelds(krachts)inwerking en/of impact met contactletsel op het hoofd van die [slachtoffer] toe te passen,
terwijl het feit op 18 september 2019 de dood voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
MEER SUBSIDIAIR
hij op 14 september 2019 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, aan
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), een kind dat hij verzorgde of
opvoedde als behorend tot zijn gezin, heeft mishandeld door (meermalen)
- al dan niet met een voorwerp met kracht op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te slaan
en/of te stompen en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) (met kracht) heen en weer te schudden en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) (op haar hoofd) te gooien en/of te laten vallen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) met haar hoofd in aanraking te brengen met een (hard)
voorwerp en/of een (harde) ondergrond en/of
- anderszins hevige stomp (botsende) gewelds(krachts)inwerking en/of impact met
contactletsel op het hoofd van die [slachtoffer] toe te passen,
terwijl het feit op 18 september 2019 de dood voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft
gehad;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
MEEST SUBSIDIAIR
hij op 14 september 2019 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), roekeloos, in elk geval zeer, althans grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig die [slachtoffer] (meermalen)
- al dan niet met een voorwerp met kracht op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of te geschopt en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) (met kracht) heen en weer heeft geschud en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) (op haar hoofd) heeft gegooid en/of heeft laten vallen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) met haar hoofd in aanraking heeft gebracht met een (hard) voorwerp en/of een (harde) ondergrond en/of
- anderszins hevige stomp (botsende) gewelds(krachts)inwerking en/of impact met contactletsel op het hoofd van die [slachtoffer] heeft toegepast,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, te weten onder meer
- een breuk in het wandbeen van het schedeldak links en/of
- een forse bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom) en/of
- een bloeduitstorting onder de zachte hersenvliezen en/of
- een verplaatsing van de hersenen (midlineshift) en/of
- een scheur van de hersenbalk en/of
- zwelling van de hersenen en beginnende inklemming en/of
- axonale schade in de hersenen en hersenstam (schade aan de zenuwceluitlopers aldaar)
heeft bekomen, dat zij aan de gevolgen daarvan op 18 september 2019 is
overleden.