ECLI:NL:RBNHO:2020:5389

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1646
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting en boete

Op 24 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen [X] B.V. als eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, als verweerder. Eiseres heeft op 3 maart 2020 beroep ingesteld tegen de voorgenomen uitspraak op bezwaar van verweerder van 22 januari 2020, die betrekking had op naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2015 tot en met 2017. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen zitting vereisten.

De rechtbank constateerde dat de gemachtigde, M. van Bochove, niet de bedoeling had om voor zichzelf in beroep te komen. Volgens artikel 8:24, tweede lid, van de Awb moet iemand die namens een ander beroep instelt, een machtiging indienen. Aangezien dit niet was gebeurd, kon de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren, mits de indiener de gelegenheid had gehad om het verzuim te herstellen.

De rechtbank heeft M. van Bochove op 10 juni 2020 verzocht om binnen vier weken een machtiging en een uittreksel uit het handelsregister over te leggen. Deze brief is op 11 juni 2020 bezorgd, maar M. van Bochove heeft niet gereageerd en geen reden gegeven voor de verzuimen. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1646

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2020 in de zaak tussen

[X] B.V., eiseres

(gestelde gemachtigde: M. van Bochove),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij ongedateerde brief, ter griffie ingekomen op 3 maart 2020, beroep ingesteld tegen de voorgenomen uitspraak op bezwaar van verweerder van 22 januari 2020 inzake de naheffingsaanslagen omzetbelasting 2015 tot en met 2017.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) uitspraak zonder zitting. . Het beroep ziet mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.
2. Uit het beroepschrift blijkt dat M. van Bochove niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen. Iemand - niet zijnde een advocaat - die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim binnen een haar daartoe gestelde termijn te herstellen.
3. Indien de (gestelde) procespartij een rechtspersoon is, vraagt de rechtbank tevens om een uittreksel uit het handelsregister om te kunnen beoordelen of de opdracht tot het instellen van beroep bevoegd is gegeven.
4. De rechtbank heeft M. van Bochove bij aangetekende brief van 10 juni 2020 verzocht om binnen vier weken een machtiging waaruit blijkt dat hij gemachtigd is beroep in te stellen namens [X] B.V en een uittreksel uit het handelsregister over te leggen en daarmee de verzuimen te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien niet aan dit verzoek wordt voldaan, de beroepen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in Track & Trace van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 11 juni 2020 is bezorgd. M. van Bochove heeft niet gereageerd.
5. M. van Bochove heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor deze verzuimen.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 24 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.