ECLI:NL:RBNHO:2020:5387

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20_1468
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening en verzuim in het bestuursrecht

Op 24 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, als verweerder optrad. Eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft op 11 februari 2020 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de verweerder van 18 december 2019. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat voor het indienen van een beroepschrift een termijn van zes weken geldt, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval is het besluit op 18 december 2019 bekendgemaakt, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 30 januari 2020. Eiser heeft echter de beroepschriften pas op 11 februari 2020 ingediend, wat betekent dat deze niet tijdig zijn ingediend.

De rechtbank heeft eiser op 3 juni 2020 in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de te late indiening, maar eiser heeft niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat eiser geen goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift. Daarnaast heeft eiser verzuimd om binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen, ondanks een eerdere waarschuwing van de rechtbank. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/1468 tot en met 20/1471

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2020 in de zaken tussen

[X], te [Z] , eiser
(gemachtigde: [A] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 11 februari 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 18 december 2019 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 18 december 2019 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 30 januari 2020.
4. Eiser heeft de beroepschriften ingediend op 11 februari 2020. De beroepschriften zijn dus niet tijdig ingediend.
5. Bij aangetekende brief van 3 juni 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom hij de beroepschriften na afloop van de termijn heeft ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 5 juni 2020 is bezorgd op het adres van de gemachtigde en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
6. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.
7. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen. Eveneens bij aangetekend verzonden brief van 3 juni 2020 is eiser gewezen op dit verzuim en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, de beroepen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard. Eiser heeft niet gereageerd.
8. De beroepen zijn gezien het bovenstaande kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 24 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of,