Op 24 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres [X] en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiseres had op 6 februari 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 27 december 2019, die betrekking had op een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak januari 2019 tot en met maart 2019. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten.
De rechtbank constateerde dat eiseres bij haar beroepschrift geen uittreksel uit het handelsregister had overgelegd, wat vereist is om te kunnen aantonen wie als bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen. Eiseres had ook geen kopie van de statuten overgelegd. De rechtbank had eiseres bij aangetekende brief van 26 mei 2020 verzocht om deze verzuimen binnen vier weken te herstellen, maar eiseres heeft niet gereageerd en de verzuimen niet hersteld.
Aangezien eiseres geen reden heeft gegeven voor de verzuimen en er geen verontschuldiging is gebleken, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.