3.3.2.Bewijsmotivering
Inleidend
Het onderhavige opsporingsonderzoek is gestart onder de naam El Tigre. Dit betreft een onderzoek naar handel in en verkoop van verdovende middelen. In dit onderzoek kwamen verdachte en drie andere personen als verdachten in beeld. Het betrof: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] .
Tijdens het onderzoek zijn van een aantal telefoonnummers de historische verkeersgegevens geanalyseerd en zijn er telefoongesprekken afgeluisterd en opgenomen. Naar aanleiding van de tapgesprekken zijn observaties uitgevoerd. Daarnaast is een tweetal voertuigen (een [voertuig] met het kenteken [kenteken] en een [voertuig] met het kenteken [kenteken] ) van een plaatsbepalend baken en geluidsopnameapparatuur voorzien. Naar aanleiding hiervan is een camera geplaatst voor de voorzijde van de woning aan de [adres 2] . Na – onder meer – de inzet van voornoemde (bijzondere) opsporingsmethoden heeft er op 13 november 2018 een zogeheten actiedag plaatsgevonden, waarbij doorzoekingen zijn verricht in verschillende woningen en [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn aangehouden. [medeverdachte 3] is op 3 december 2018 aangehouden en [medeverdachte 1] is uiteindelijk op 5 december 2018 aangehouden. Daarnaast zijn er getuigen gehoord en hebben de verdachten verklaringen afgelegd.
Overwegingen over het bewijs
Uit de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, leidt de rechtbank met betrekking tot het bewezen verklaarde feit de volgende modus operandi af.
[medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben zich in de bewezen verklaarde periode van 15 februari 2018 tot en met 13 november 2018 bezig gehouden met de handel in cocaïne. [medeverdachte 1] heeft zich daar op 30 juli 2018 bij aangesloten. De handel van de verdachten was als volgt georganiseerd: [medeverdachte 2] en [verdachte] , en later ook [medeverdachte 1] , beschikten over mobiele telefoonnummers waarop door klanten cocaïne werd besteld en een locatie werd afgesproken, waarna zij tegen betaling op de afgesproken locatie de drugs afleverden. De toestellen van de dealnummers waren afwisselend in het bezit van één van de verdachten [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Namens de verdachte is ter terechtzitting primair betoogd dat een dergelijke conclusie niet mag worden getrokken op grond van kanttekeningen bij de bewijswaarde van elk door de officier van justitie gepresenteerd bewijsmiddel afzonderlijk en een daarop gebaseerde relativering van de betekenis ervan. Het is naar het oordeel van de rechtbank evenwel juist de samenhang tussen de bewijsmiddelen, waarbij deze niet geïsoleerd worden beschouwd, die leidt tot de slotsom dat het medeplegen van handel in cocaïne over de hiervoor genoemde periode is bewezen.
Deallijnen
De bewijsmiddelen hebben betrekking op de resultaten van het opsporingsonderzoek ten aanzien van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] .
Kenmerkend is dat met deze nummers dagelijks veelvuldig kortdurende contacten worden gelegd met gebruikers van andere nummers. Een aantal van deze andere telefoonnummers waarmee deze dealnummers contact hebben gehad komen overeen en meerdere van deze andere nummers staan bij de politie bekend als telefoonnummers van personen die (hard)drugsgebruikers zijn. Daarnaast wordt kort na de ingebruikname van elk van deze telefoonnummers in een zeer korte tijd een groot aantal sms-berichten verzonden. De verklaringen van als getuige gehoorde afnemers bevestigen het wisselen van deze genoemde nummers door hun dealers en de ontvangst van een sms-bericht bij ingebruikname van een nieuw dealnummer. Ook de inhoud van de tapgesprekken ondersteunt de vaststelling dat sprake is van deallijnen. Daar waar deze deallijnen zijn getapt, blijkt namelijk dat het vaak korte gesprekken of sms-berichten zijn waarin wordt afgesproken op een bepaalde locatie elkaar te ontmoeten en er geen communicatie van sociale aard is. Daarnaast wordt er ook dikwijls over geld, eenheden en, naar op grond van het voorgaande moet worden aangenomen, in versluierende taal over verdovende middelen gesproken.
- [telefoonnummer 1]
Vanaf 4 juni 2018 tot en met 3 september 2018 is het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik geweest bij onder meer [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] .
De bewijsmiddelen houden in dat met gebruikmaking van dit telefoonnummer is gedeald.
- [telefoonnummer 2]
Hierna was voornoemd dealnummer niet meer in gebruik. Een volgend telefoonnummer dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden aangemerkt als dealnummer is [telefoonnummer 2] . Vanaf 11 oktober 2018 heeft de politie de via dit dealnummer gevoerde communicatie afgeluisterd en opgenomen en zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als gebruiker van dit nummer aangemerkt. De telefoon voorzien van de simkaart met dit nummer werd op 13 november 2018 bij de aanhouding van [medeverdachte 2] in diens woning inbeslaggenomen.
Dealtelefoon [verdachte]
Bij de aanhouding van [verdachte] is in de woning waar hij verbleef een telefoon aangetroffen waarmee met aanzienlijke intensiteit is gecommuniceerd op een manier die gelijk is aan de communicatie die heeft plaatsgevonden via de hiervoor genoemde getapte dealnummers. Op basis hiervan beschouwt de rechtbank ook deze telefoon als dealtelefoon. Deze dealtelefoon is gebruikt in de periode van 14 september 2018 tot en met 12 november 2018.
- [persoonlijk telefoonnummer medeverdachte 2]
Naast deze zogeheten deallijnen dragen ook gesprekken gevoerd via een telefoonnummer dat op naam staat van [medeverdachte 2] bij aan het bewijs dat er tezamen gehandeld werd in verdovende middelen. Vanaf 26 juli 2018 tot en met 28 augustus 2018 heeft de politie de via het telefoonnummer [persoonlijk telefoonnummer medeverdachte 2] gevoerde communicatie afgeluisterd en opgenomen en is [medeverdachte 2] als gebruiker van dit nummer aangemerkt.
OVC-gesprekken
Uit de opgenomen communicatie in de [voertuig] met het kenteken [kenteken] en de [voertuig] met het kenteken [kenteken] (hierna: OVC-gesprekken) blijkt dat het voertuig met kenteken [kenteken] door [verdachte] is gebruikt en het voertuig met het kenteken [kenteken] door [medeverdachte 3] . In laatst genoemde voertuig zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] meermalen als gesprekspartner van [medeverdachte 3] aangemerkt. Ook blijkt uit deze OVC-gesprekken dat [medeverdachte 3] veelvuldig met anderen, onder wie [medeverdachte 2] en [verdachte] , heeft gesproken over geld, eenheden en verschillende soorten verdovende middelen, al dan niet in versluierende taal. Ook blijkt dat [verdachte] in de door hem gebruikte auto gesprekken over vergelijkbare onderwerpen heeft gevoerd. Dit illustreert dat de oriëntatie van [verdachte] , ook in de periode waarin deze gesprekken door hem werden gevoerd, gericht was op verdovende middelen en de daarmee te verkrijgen opbrengsten. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan de verklaring van [medeverdachte 3] bij de politie dat al deze OVC-gesprekken zouden gaan over het afhandig maken van geld, van anderen. Mogelijk dat [medeverdachte 3] zich daar ook mee heeft beziggehouden, maar de gebezigde bewoordingen in de OVC-gesprekken, in het licht van de overige bewijsmiddelen, laten naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie toe dan dat een aanzienlijk gedeelte van de OVC-gesprekken ziet op de handel in verdovende middelen, waaronder harddrugs. De rechtbank is verder van oordeel dat op basis van de inhoud van deze OVC-gesprekken, in onderling verband en samenhang bezien met de andere bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat [medeverdachte 3] op de achtergrond een sturende rol in de handel van verdovende middelen vervulde, waarbij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn samenwerkingspartners waren.
Locaties
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de woning gelegen aan de [adres 2] , door verdachten ’het Kalf’ genoemd, een zogeheten stashplek voor verdovende middelen is geweest en dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] deze woning in de periode van 20 augustus 2018 tot en met 14 november 2018 eenmaal of meermalen voor korte tijd hebben bezocht. [medeverdachte 3] heeft deze woning zelfs op 14 november 2018, de dag na de actiedag, met het kennelijke doel om de situatie op te nemen, nog bezocht. In deze woning is naast cocaïne ook een grote hoeveelheid MDMA en amfetamine aangetroffen. Ook zijn in deze woning goederen aangetroffen die duiden op de handel in verdovende middelen, namelijk een grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal voor verdovende middelen, een weegschaal die geschikt is om honderdsten van een gram te wegen, een vacumeermachine en een grote hoeveelheid contant geld. De rechtbank ziet hierin de bevestiging dat deze woning fungeerde als een stashplek voor verdovende middelen en dat sprake is van een samenwerking tussen verdachten die gericht is op de handel in harddrugs. Bij dit laatst genoemde betrekt de rechtbank ook dat in de woning van [medeverdachte 2] ( [adres 3] ) en op de verblijfplaats van [verdachte] ( [adres 4] ) aanzienlijke hoeveelheden harddrugs zijn aangetroffen en dat in deze woningen, naast de hiervoor besproken dealtelefoons, eveneens goederen zijn aangetroffen die duiden op de handel in verdovende middelen, namelijk verpakkingsmateriaal voor verdovende middelen, een weegschaal en een grote hoeveelheid contant geld.
Getuigen
Wat betreft de voor het bewijs gebezigde redengevende inhoud van de getuigenverklaringen wordt als volgt overwogen. Aan de verdediging kan worden toegegeven dat de selectie en waardering van getuigenverklaringen behoedzaamheid vereisen. De wijze van totstandkoming behoeft in dat verband bijzondere aandacht. In die beoordeling kunnen uiteenlopende aspecten een rol spelen waaronder de aanwezigheid van significante details, coherentie op grote lijnen en de verankering in de inhoud van overige bewijsmiddelen. In dit verband komt betekenis toe aan het volgende.
Er was volgens getuigen een groep genaamd “Toppers”, die cocaïne verkochten en afleverden. In dat verband hebben de getuigen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van foto’s herkend. Deze groep maakte volgens één of meer getuigen gebruik van verschillende, opeenvolgende telefoonnummers, waaronder de telefoonnummers [telefoonnummer 3] (zie hierna), [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] . Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd als laatste gebruikt. De dealtelefoons werden door verschillende personen beheerd. Via een sms-bericht werd telkens het nieuwe telefoonnummer bekend gemaakt. De cocaïne werd besteld door telefonisch of via sms-berichten een plek af te spreken, waar vervolgens iemand tegen betaling de cocaïne kwam afleveren. Voorts dragen significante details bij aan de conclusie dat de getuigenverklaringen, voor zover gebezigd voor het bewijs, daarvoor bruikbaar zijn, zoals de verklaring van getuige [naam getuige] over de locatie in de [wijk] . De rechtbank verwerpt daarmee het bewijsverweer dat ziet op de bruikbaarheid van elke getuigenverklaring op zichzelf. De getuigenverklaringen bieden bovendien een bevestiging dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] hebben gedeald gedurende een langere periode, te weten de periode die is opgenomen in de bewezenverklaring.
- [telefoonnummer 3]
Naar aanleiding van de aanhouding van [medeverdachte 3] en [verdachte] op 3 juni 2018 wegens een ander strafbaar feit, is in de [voertuig] met het kenteken [kenteken] een telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] aangetroffen. [medeverdachte 3] zat bij de aanhouding als bijrijder in dit voertuig. Het voertuig was op dat moment bij verdachte [verdachte] in gebruik. In deze telefoon zijn meerdere berichten aangetroffen waarvan de inhoud, net zoals bij eerdergenoemde dealtelefoon van [verdachte] , overeenkomt met de manier van communicatie van de getapte dealnummers. In deze telefoon stond daarnaast ook een contactenlijst met daarin meerdere telefoonnummers die overeenkomen met de telefoonnummers die inbelden op het dealnummer [telefoonnummer 1] . Een aantal van deze telefoonnummers staat bij de politie bekend als telefoonnummers van personen die (hard)drugsgebruikers zijn. Verder zijn in de auto, waar deze telefoon is aangetroffen, verschillende goederen aangetroffen die duiden op de handel in verdovende middelen, namelijk meerdere gripzakjes met gebruikershoeveelheden verdovende middelen en een grote hoeveelheid contant geld. Gelet op voornoemde feiten, bezien in samenhang met de daarop betrekking hebbende inhoud van de voor het bewijs gebruikte getuigenverklaringen, is de rechtbank van oordeel dat deze aangetroffen telefoon, met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , een dealtelefoon betreft. Uit het telecomonderzoek blijkt verder dat dit nummer van 15 februari 2018 tot 3 juni 2018 in gebruik is geweest, direct voorafgaand aan de periode van gebruik van voornoemd dealnummer eindigend op [telefoonnummer 1] .
Conclusie periode
Op basis van het hiervoor overwogene, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte – kort gezegd – zich in de periode van 15 februari 2018 tot en met 13 november 2018 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne, op de wijze zoals hierna onder de kop ‘bewezenverklaring’ nader aangeduid.
De rechtbank vindt in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om het overige deel van de ten laste gelegde periode bewezen te verklaren. Hoewel de als getuige gehoorde afnemers in hun verklaringen hebben gesproken over een periode van twee jaren, is dit gedeelte van hun verklaringen onvoldoende nader uitgewerkt met concrete, significante feiten en omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de wijze van introductie van de verdachten, de rolverdeling van de verdachten en de samenwerking tussen de verdachten gedurende deze gehele periode, om dit voor het bewijs te kunnen bezigen.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is in de inhoud van de voornoemde bewijsmiddelen en de overige bewijsmiddelen opgenomen in de bewijsbijlage meer dan voldoende grondslag gelegen om tot een bewezenverklaring te komen van een nauwe en bewuste samenwerking bij het vervoeren, verkopen, verstrekken en afleveren van cocaïne, zoals ten laste gelegd. Deze heeft in de kern bestaan uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij de rechtbank een onderscheid maakt in de rolverdeling tussen enerzijds [medeverdachte 3] die een meer sturende rol had en anderzijds [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] die zich bezighielden met de daadwerkelijk aflevering van de verdovende middelen. Dat de omvang en intensiteit van de leveringen in de bewezen verklaarde periode mogelijk hebben gefluctueerd, zoals door verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] is verklaard, maakt dat niet anders.