ECLI:NL:RBNHO:2020:5323

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5027
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeschiktheid voor rijbewijs B/BE na meerdere rijtesten en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van eiser, die ongeschikt was verklaard voor de rijbewijscategorieën B en BE. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een verklaring van geschiktheid, maar na vijf eerdere rijtesten, die allemaal negatief waren, werd hij opnieuw onderzocht door een neuroloog. De neuroloog concludeerde dat eiser een lichte cognitieve stoornis had en dat de verstrekking van het rijbewijs afhankelijk was van een rijtest. Ondanks dat de medische toestand van eiser verder goed was, voldeed hij niet aan de objectieve eisen van rijvaardigheid.

Tijdens de zitting op 10 juli 2020 was eiser aanwezig, vergezeld door zijn dochter en schoonzoon, terwijl de verweerder, de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, niet aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de conclusie van de rij-examinator, die had vastgesteld dat eiser onvoldoende compenserende kijktechniek toepaste en niet voldeed aan de eisen van rijvaardigheid, terecht was. Eiser had 29 rijlessen gevolgd, maar verdere lessen zouden niet leiden tot de noodzakelijke verbeteringen.

De rechtbank benadrukte dat verkeersveiligheid voorop staat en dat er geen ruimte was voor een belangenafweging. Eiser had aangevoerd dat andere ouderen hun rijbewijs zonder rijtest hadden verlengd, maar de rechtbank vond geen reden om aan de conclusie van de rij-examinator te twijfelen. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5027
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder,
(gemachtigde: mr. E. van Pernis-van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser niet geschikt verklaard voor de rijbewijscategorieën B en BE.
Eiser heeft bezwaar gemaakt bij brief van 8 juli 2019.
Bij besluit van 10 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij brief van 4 november 2019.
Hij heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brieven van 6 januari 2020, 9 maart 2020 en 23 juni 2020.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2020. Eiser is verschenen samen met zijn dochter [naam 1] en zijn schoonzoon [naam 2] . Verweerder heeft vooraf laten weten niet aanwezig te zijn.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1.1.
Eiser heeft een nieuwe aanvraag voor de verkrijging van een verklaring van geschiktheid ingediend op 4 augustus 2018. In de jaren voorafgaand aan deze aanvraag zijn reeds vijf rijtesten bij eiser afgenomen die allemaal hebben geleid tot de conclusie dat eiser ongeschikt is om auto te rijden. Voor de huidige aanvraag heeft verweerder eiser voor aanvullend onderzoek naar de neuroloog gestuurd. Dat mag verweerder doen. De neuroloog heeft aangegeven dat sprake is van een licht cognitieve stoornis en de verstrekking van het rijbewijs afhankelijk gemaakt van een rijtest. Dat de medische toestand van eiser verder goed is, doet daaraan niet af.
1.2.
Het verslag van de laatste rijtest is duidelijk. Hieruit blijkt onder andere dat eiser onvoldoende compenserende kijktechniek toepast. Ook ten aanzien van zijn positie op de weg en de verdeling van aandacht voldoet eiser niet. Dezelfde problematiek als in de vorige rijtesten is aanwezig. Eiser heeft uitvoerig gelest. Inmiddels heeft hij 29 lessen gehad. Verdere lessen of aanpassingen zullen niet leiden tot de noodzakelijke verbeteringen. Eiser is ongeschikt verklaard.
1.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op de conclusie van de rij-examinator heeft mogen baseren. Dat eiser zeer zenuwachtig was en daardoor de rijtest niet goed heeft gedaan, wat daar ook van zij, kan niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank moet kunnen beoordelen of eiser voldoet aan objectieve eisen van rijvaardigheid en daaraan voldoet hij niet.
Verder is van belang dat de rij-examinator niet gaat over de medische toestand van eiser. Dat hij niet op de hoogte was van het rapport van de neuroloog, doet dan ook niet ter zake. De rij-examinator gaat enkel over de rijvaardigheid. Van vooringenomenheid bij de rij-examinator is niet gebleken.
1.4.
Hierbij is verder van belang dat de verkeersveiligheid vooropstaat. Daarom kan geen belangenafweging worden gemaakt. De rechtbank begrijpt dat het heel naar is om geen gebruik meer te kunnen maken van een auto, maar dat kan niet tot een ander oordeel leiden. Het gaat hier om de verkeersveiligheid van zowel eiser zelf als zijn omgeving. Die is in het geding en daarom is eiser ongeschikt verklaard.
1.5.
Eiser heeft nog aangevoerd dat hij van andere ouderen heeft gehoord dat hun rijbewijs is verlengd zonder rijtest of aanvullend medisch onderzoek. Deze zaken liggen echter niet voor. Bij eiser is geconcludeerd dat hij niet geschikt is om te rijden en de rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan die conclusie.
1.6.
Het voorgaande brengt mee dat het beroep ongegrond is.
1.7.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2020 door mr. M.P.E. Oomens, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.