Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Dnata B.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
,onder begeleiding van [begeleider] . [werknemer] hield zich op deze afdeling voornamelijk bezig met het invoeren van gegevens.
“doet mijn werkgever genoeg om mij weer aan het werk te helpen?”. Op 13 augustus 2018 heeft het arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden.
“vanwege de duur van de arbeidsongeschiktheid en omdat (volledige) (structurele) werkhervatting onzeker is in het eerste spoor, volg ik dat werkgever een 2 sporenbeleid heeft ingezet. Alles overziend zijn de re-integratie-inspanningen van werkgever m.i. op de datum beoordeling 13 augustus 2018 voldoende.
“de huidige 4 uur/week is feitelijk al 9 maanden het maximaal haalbare in de praktijk.”
“dat het huidige andere licht administratief werk niet structureel en tegen loonwaarde wordt aangeboden door de werkgever is terecht. Het huidige werk is immers tijdelijk, dit betrekt geen functie zozeer maar taken die toebehoren aan een collega waarbij een achterstand is ontstaan en administratief werk dat niet aansluit bij het opleidingsniveau van de werknemer. Spoor 2 is ingezet door werkgever wat dus terecht is.”
“Ook kunnen de re-integratie inspanningen van de werkgever niet als voldoende worden beschouwd. Dit komt omdat er is uitgegaan van een forse duurbelasting en omdat de arbeidsmogelijkheden in het eerste spoor onvoldoende zijn onderzocht.”
3.Het verzoek
4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek
5.De beoordeling
het voorwaardelijke tegenverzoekvan Dnata afwijzen, ook het gedane verzoek om de “impliciet” door [werknemer] gestarte artikel 7:658-procedure te verwijzen naar een bodemprocedure, nu een dergelijke procedure nog niet is gestart, ook niet impliciet. De proceskosten in de zaak van de tegenverzoeken komen voor rekening van Dnata, omdat zij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met het verzoek, en de daarin uit te spreken kostencompensatie, zal de kantonrechter deze kosten bepalen op nihil.