Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
A onder 1wordt verdachte verweten dat hij – kort gezegd – (samen met een ander) een taxichauffeur heeft opgelicht door niet te betalen voor een taxirit, terwijl hij en zijn medeverdachte zich hadden voorgedaan als bonafide klanten. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van de taxichauffeur in onvoldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal om wettig en overtuigend bewezen te achten dat feitelijk sprake is geweest gedragingen die kunnen worden gekwalificeerd als oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De enkele omstandigheid dat de taxirit niet door verdachte of zijn medeverdachte is betaald, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
zaak A onder 2luidt dat verdachte de taxichauffeur heeft mishandeld door hem tegen het lichaam te duwen, dan wel te slaan of stompen. De rechtbank stelt vast dat de aangifte wat betreft het slaan en/of stompen niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte en zijn medeverdachte ontkennen dat verdachte de taxichauffeur heeft geslagen, terwijl de politie die ter plaatse kwam, geen melding maakt van geconstateerd letsel. Een medische verklaring met betrekking tot eventueel letsel bij aangever ontbreekt in het dossier.
Uit het samenstel van de gedragingen en uitlatingen van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte het oogmerk heeft gehad om aangeefster te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen en zichzelf aldus wederrechtelijk te bevoordelen.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank de alternatief/cumulatief ten laste gelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen.
zaak A onder 3en in
zaak B onder 1, 2 en 3ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de maatregel
De maatschappij als geheel en met name de beroepsgroep belast met de handhaving van de openbare orde verdienen bescherming tegen het gedrag van mensen zoals de verdachte. De individuele politieagenten hebben zich door toedoen van verdachte ernstig bedreigd gevoeld, vanwege het reële risico op besmetting. Zij hebben lange tijd in onzekerheid verkeerd en zich grote zorgen gemaakt over de gezondheid van zichzelf, van hun familie en van hun collega’s. Verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar spijt betuigd, maar dit is op de rechtbank niet erg doorleefd overgekomen.
Het professioneel netwerk is van mening dat intensieve behandeling gericht op zijn dubbele diagnoseproblematiek noodzakelijk is om te kunnen komen tot recidivevermindering. Een ambulant kader is niet toereikend om dit uit te kunnen voeren. Er is een zwaardere stok achter de deur nodig, wat de onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan bieden.
- de door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- verdachte is in de afgelopen vijf jaren ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
- de onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen;
- gelet op het reclasseringsadvies van de reclassering en het strafblad van verdachte, moet er ernstig rekening mee gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
- de veiligheid van goederen en personen eist het opleggen van de maatregel.
7.Beslag
8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
9.Vorderingen tot tenuitvoerlegging
15/220855-18heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) verdachte veroordeeld tot, onder meer, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negentig dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
15/104165-19heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) verdachte veroordeeld tot, onder meer, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 53 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
15/304258-19heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
niet bewezenwat aan verdachte in
zaak A onder 1 en onder 2is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
bewezendat verdachte de in
zaak A onder 3 en in zaak B onder 1, 2 en 3ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 2.4 weergegeven.
maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren.
teruggaveaan de rechthebbende
[aangever 4]van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van
30 euro.
[aangever 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
[aangever 2]geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 480,00 (vierhonderdtachtig euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangever 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[aangever 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 480,00 (vierhonderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
[aangever 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 950,00 (negenhonderdvijftig euro), bestaande uit € 400,00 als vergoeding voor de materiële en € 550,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangever 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[aangever 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 950,00 (negenhonderdvijftig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
[aangever 4]geleden schade.
[verbalisant 1]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [verbalisant 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 400,00 (vierhonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
[verbalisant 2]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [verbalisant 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[verbalisant 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
[verbalisant 3]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [verbalisant 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[verbalisant 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
[verbalisant 4]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [verbalisant 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[verbalisant 4]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
[verbalisant 5]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [verbalisant 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[verbalisant 5]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 400,00 (vierhonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Wijst afde vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) in de zaak met parketnummer
15/220855-18opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst afde vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) in de zaak met parketnummer
15/104165-19opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst afde vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) in de zaak met parketnummer
15/304258-19opgelegde voorwaardelijke straf.
Heft ophet in zaak A gegeven en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.