ECLI:NL:RBNHO:2020:525

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
7715739
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herroeping
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een vonnis op basis van bedrog in een civiele procedure

In deze zaak heeft eiser, die gedurende 33 jaar dirigent was voor het Symphonisch Orkest Purmerend en omstreken (SOPO), een vordering tot herroeping ingesteld tegen een eerder vonnis van de kantonrechter. Dit eerdere vonnis, gewezen op 11 oktober 2018, wees de vordering van eiser tot betaling van een factuur van € 1.075,00 af. Eiser stelt dat SOPO bedrog heeft gepleegd tijdens de eerdere procedure, omdat de voorzitter van SOPO onjuiste verklaringen heeft afgelegd over vergoedingen voor optredens. Eiser heeft bewijs in de vorm van e-mails overgelegd, maar de kantonrechter oordeelt dat het bedrog al tijdens de eerdere procedure ontdekt had kunnen worden. De kantonrechter concludeert dat niet aan de voorwaarden voor herroeping is voldaan, omdat eiser de mogelijkheid had om het bedrog tijdig aan de rechter te melden. De vordering tot herroeping wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 7715739 \ CV EXPL 19-2077
Uitspraakdatum: 13 februari 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L.H. Haarsma
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Symphonisch Orkest Purmerend en omstreken
gevestigd te Purmerend
gedaagde
verder te noemen: SOPO
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 11 april 2019 een vordering tegen SOPO ingesteld. SOPO heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 15 januari 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 11 oktober 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft gedurende een periode van ongeveer 33 jaar gedirigeerd voor het orkest van SOPO. Rond 2015 is een geschil tussen partijen ontstaan. Op 26 maart 2016 hebben partijen - na mediation - een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer een regeling over het afscheid van [eiser] is opgenomen. Op 29 januari 2017 heeft het afscheid van [eiser] plaatsgevonden in de vorm van een zogenoemd scratch-optreden. [eiser] heeft SOPO in verband met dit optreden een factuur d.d. 4 april 2017 van € 1.075,00 gestuurd. SOPO heeft de factuur niet betaald, waarna [eiser] haar heeft gedagvaard voor de kantonrechter. In die procedure heeft op 12 september 2018 een zitting plaatsgevonden, waarna vonnis is bepaald op 11 oktober 2018.
2.2.
In de eerdere procedure heeft de gemachtigde van [eiser] bij faxbericht van 27 september 2018 onder meer het volgende aan de kantonrechter bericht:
Mijn cliënt heeft mij heden een mailwisseling verstrekt waaruit blijkt dat de voorzitter van de wederpartij (…) niet helemaal conform de waarheid heeft verklaard ten overstaan van u. Uit die mailwisseling volgt ondubbelzinnig dat in weerwil van hetgeen mevrouw (…) ter zitting bij u verklaarde, er wel degelijk een betaling aan de dirigenten is gedaan terzake de scratch in het jaar 2015 voor de door hem verrichte werkzaamheden. De mails waaruit zulks blijkt gaan hierbij (zie bijlagen).
Ik realiseer mij dat de behandeling gesloten is, maar indien het zo is dat op basis van een mededeling die in strijd met de waarheid is gedaan een onjuist vonnis wordt gewezen – wanneer u Edelachtbare Heer er dus vanuit gaat dat uitgangspunt is dat voor scratch niet betaald wou worden aan de dirigent – dan resteert mijn cliënt niets anders dan herroepingsprocedure op grond van bedrog ex artikel 1:382 Rv. Het lijkt mij dat een volgende procedure voorkomen moet worden in welk kader ik meen dat het goed recht is van mijn cliënt om u alsnog te berichten.
2.3.
Bij vonnis van 11 oktober 2018 in de eerdere procedure tussen partijen gewezen heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] tot betaling van de factuur van € 1.075,00 met rente en kosten afgewezen. Tegen het vonnis is geen hoger beroep of cassatie ingesteld. Rechtsoverweging 5.2. van het vonnis luidt:
De kantonrechter stelt vast dat de gemachtigde van [eiser] bij faxbericht van 27 september 2018 heeft meegedeeld dat partijen na de zitting geen overeenstemming hebben bereikt over een schikking, waarbij ook nadere argumenten zijn aangedragen en stukken zijn overgelegd. Die nadere argumenten en stukken zullen buiten beschouwing worden gelaten, omdat deze na de zitting zijn toegezonden. De kantonrechter ziet in die argumenten en stukken ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak te heropenen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. het vonnis van de kantonrechter van 11 oktober 2018 herroept;
II. het geding tussen [eiser] en SOPO heropent;
III. SOPO veroordeelt in de proceskosten.

4.Het verweer

4.1.
SOPO voert gemotiveerd verweer.
4.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering van [eiser] is gebaseerd op artikel 382 onder a van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Dat artikel bepaalt dat een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan op vordering van een partij kan worden herroepen op de grond dat het vonnis berust op bedrog dat de andere partij in de (oorspronkelijke) procedure heeft gepleegd.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een vordering tot herroeping niet met succes kan worden ingesteld tegen een uitspraak die mede berust op door de wederpartij gepleegd bedrog, indien het bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt (HR 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0393). Herroeping is dus slechts mogelijk als na de uitspraak blijkt van het bestaan van bedrog. De achterliggende gedachte is dat de partij die het bedrog nog vóór de uitspraak ontdekt, de mogelijkheid heeft dit tijdig ter kennis van de rechter te brengen.
5.3.
[eiser] stelt dat SOPO in de eerdere procedure tussen partijen bedrog heeft gepleegd, omdat haar voorzitter - tijdens de mondelinge behandeling van 12 september 2018 - heeft verklaard dat [eiser] geen vergoedingen voor (scratch-)optredens ontving en de vergoeding een ‘all-in’ vergoeding inhield, terwijl dat niet juist is en zij dat wist. Dat blijkt volgens [eiser] uit de e-mails van mei 2015 en 23 april 2015. Vaststaat dat [eiser] - na de zitting van 12 september 2018 maar voor de vonnisdatum in de eerdere procedure - de beschikking over deze e-mails heeft gekregen en deze naar de kantonrechter heeft gestuurd met de toelichting dat er sprake is van bedrog aan de zijde van SOPO (zie hiervoor onder 2.2.) De kantonrechter heeft in die omstandigheid geen aanleiding gezien de behandeling van de zaak te heropenen (zie hiervoor onder 2.3.) Op basis van deze gang van zaken kan de kantonrechter in de onderhavige zaak niet anders dan concluderen dat het door [eiser] bedoelde bedrog reeds tijdens de voorafgaande procedure is ontdekt, zoals SOPO ook heeft aangevoerd.
5.4.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van bedrog verwijst [eiser] verder naar de financiële overzichten van 2011 tot en met 2018 die hij ‘recentelijk’ heeft kunnen verkrijgen (dagvaarding, productie 5). Vaststaat dat [eiser] tijdens de voorafgaande procedure beschikte over de begroting van 2017 en het overzicht werkelijke uitgaven van 2017. Zonder nadere toelichting van [eiser] , die ontbreekt, valt niet in te zien dat of waarom hij in de eerdere procedure niet over de financiële overzichten van de andere jaren beschikte of kon beschikken. De kantonrechter houdt het er in de onderhavige procedure dan ook voor, net als SOPO, dat [eiser] de financiële overzichten over die jaren - en dus het bedrog dat daar volgens hem kennelijk uit volgt - bij een redelijkerwijs van hem te verwachten onderzoek in de eerdere procedure had kunnen kennen of ontdekken.
5.5.
De conclusie is dat niet aan het hiervoor onder 5.2. vermelde criterium is voldaan en de vordering tot herroeping van het vonnis van 11 oktober 2018 niet kan worden ingesteld. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] daarom afwijzen. Dat betekent dat de kantonrechter niet toekomt aan de bespreking van de overige stellingen en verweren.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor SOPO worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter