Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
vgl. HR 7 januari 2014, NJ2014/105). Een fouillering zou, gezien de omstandigheden waaronder verdachte is aangetroffen, hoe dan ook na de aanhouding bevoegdelijk kunnen zijn uitgevoerd. De rechtbank constateert dat aan de andere voorwaarde van art. 56 lid 4 Sv is voldaan, omdat de hierboven genoemde omstandigheden tevens ernstige bezwaren tegen verdachte opleveren. Er kan daardoor niet worden gesteld dat verdachte enig concreet nadeel heeft ondervonden als gevolg van het vormverzuim. Daarbij verdient opmerking dat een belang van een verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt geen rechtens te respecteren belang is zodat een schendig van dit belang niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a lid 2 Sv. De rechtbank zal volstaan met de constatering van het vormverzuim.
ECLI:NL:HR:2020:187), waaruit volgt dat feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende kunnen zijn om te spreken van medeplegen, terwijl de afzonderlijke gedraging van verdachte op zichzelf beschouwd niet als een bijdrage van voldoende gewicht voor medeplegen kan worden aangemerkt.
ECLI:NL:HR:2017:3022), waaruit volgt dat bij de beoordeling of sprake is van medeplegen, de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen. Indien de verdachte voor een omstandigheid die – op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd – redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het tenlastegelegde feit geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, dan kan de rechter dat in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
8.Vordering benadeelde partij
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
12 (twaalf) maanden.
vier (4)maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
twee jaren.