ECLI:NL:RBNHO:2020:5212

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
HAA 20/2653
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake omgevingsvergunning

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Eiseres had op 6 mei 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar van 17 december 2018, dat betrekking had op een omgevingsvergunning verleend op 15 november 2018 voor het wijzigen van het gebruik van een pand als cultureel centrum. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn van verweerder was verstreken, aangezien deze uiterlijk op 11 maart 2019 had moeten beslissen. Eiseres had verweerder op 15 november 2019 in gebreke gesteld, waarna er nog steeds geen besluit was genomen.

De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was. Op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) droeg de rechtbank verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het betaalde griffierecht van € 354,- door verweerder aan eiseres diende te worden vergoed.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2653

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 6 mei 2020 bij de rechtbank beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar van 17 december 2018, betreffende een op 15 november 2018 verleende omgevingsvergunning aan de [#] , voor wijzigen van het gebruik van het pand aan de [locatie] te [woonplaats] als cultureel centrum.
Verweerder heeft op 17 juni 2020 stukken ingediend, verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. Wel heeft verweerder op 10 juni 2020 gemeld dat een concept uitspraak voor de beslissing op bezwaar ter besluitvorming voor ligt.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Eiseres heeft op 17 december 2018 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 november 2018. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 11 maart 2019 op het bezwaar moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is verstreken.
De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres verweerder bij brief van 15 november 2019 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is, dat sindsdien twee weken zijn verstreken en dat thans nog niet op het bezwaar is beslist.
Het beroep is kennelijk gegrond.
In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Volgens het derde lid kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen.
De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,- dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op alsnog een besluit te nemen binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.