Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken HAA 20/3010 en HAA 20/3011, waarbij eiseres beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Eiseres had op 4 juni 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar verzoek om een sloopverbod, dat zij op 24 mei 2020 had ingediend. Tevens had eiseres een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat eiseres niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en dat er twee weken zijn verstreken na de mededeling aan het bestuursorgaan dat het in gebreke is.
De rechtbank overwoog dat eiseres verweerder niet tijdig in gebreke had gesteld, en dat de brief van 24 mei 2020 niet als een ingebrekestelling kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om het beroep ontvankelijk te verklaren, aangezien de beslistermijn op het moment van het indienen van het beroep nog niet was verstreken. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter en tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.