ECLI:NL:RBNHO:2020:5210

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
HAA 20/3010 en 20/3011
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake sloopverbod

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken HAA 20/3010 en HAA 20/3011, waarbij eiseres beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Eiseres had op 4 juni 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar verzoek om een sloopverbod, dat zij op 24 mei 2020 had ingediend. Tevens had eiseres een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat eiseres niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en dat er twee weken zijn verstreken na de mededeling aan het bestuursorgaan dat het in gebreke is.

De rechtbank overwoog dat eiseres verweerder niet tijdig in gebreke had gesteld, en dat de brief van 24 mei 2020 niet als een ingebrekestelling kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om het beroep ontvankelijk te verklaren, aangezien de beslistermijn op het moment van het indienen van het beroep nog niet was verstreken. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter en tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/3011 (beroep)
HAA 20/3010 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 15 juli 2020 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

gemachtigden: [naam 1] (beroep)
[naam 2] (voorlopige voorziening)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

Procesverloop

Bij beroepschrift van 4 juni 2020 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit inzake een verzoek om een sloopverbod van 24 mei 2020. Eiseres heeft tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Tevens verzoekt eiseres vaststelling van een dwangsom per dag dan wel dagdeel dat verweerder in gebreke blijft een besluit te nemen op haar verzoek.
Verweerder heeft op 16 juni 2020 stukken en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 25 juni 2020 heeft de gemachtigde in het verzoek voorlopige voorziening gereageerd op het verweerschrift.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Het derde lid van artikel 6:12 van de Awb bepaalt dat indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.
5. Verweerder voert bij brief van 16 juni 2020 onder meer aan dat eiseres hem bij brief van 24 mei 2020 heeft verzocht om handhavend op te treden tegen de sloopwerkzaamheden op het adres [locatie] te [woonplaats] . Eiseres verzoekt verweerder een bouwstop dan wel sloopstop op te leggen. Eiseres vreest voor overlast. De aanvraag behelst concreet het verzoek om uiterlijk 25 mei 2020 voor 10 uur een besluit te nemen, om te voorkomen dat de sloopwerkzaamheden kunnen aanvangen. Verweerder is van mening dat de beslistermijn, als bedoelt in artikel 4:13, eerste lid van de Awb op het moment van het indienen van het beroep nog niet verstreken is. Naar het oordeel van verweerder geldt in deze procedure de termijn van acht weken als genoemd in artikel 4:13, tweede lid van de Awb. In de brief van 29 mei 2020 heeft verweerder eiseres bericht dat hij uiterlijk op 19 juli 2020 een besluit zal nemen op de aanvraag. Bovendien heeft eiseres verweerder niet ingebreke gesteld, al meent eiseres dat dit op grond van artikel 6:12, derde lid van de Awb niet van haar kon worden gevergd.
6. Bij brief van 25 juni 2020 heeft gemachtigde [naam 2] gereageerd op het verweerschrift. Eiseres wil, naar aanleiding van het verweerschrift, haar verzoek om voorlopige voorziening niet intrekken. Eiseres stelt dat zij alle belang heeft dat de rechtbank beslist op haar verzoek.
7. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een situatie dat van eiseres niet gevergd kon worden verweerder ingebreke te stellen. De rechtbank acht daartoe van belang dat blijkens de constateringsrapportage van 27 mei 2020 door verweerders toezichthouder is geconstateerd dat er geen sloopwerkzaamheden (meer) plaats vonden. Ook de bak ten behoeve van de opvang van sloopafval was verwijderd. Dat verweerder eiseres dan bij brief van 29 mei 2020 mededeelt dat, met inachtneming van de wettelijke beslistermijnen, uiterlijk 19 juli 2020 op het verzoek wordt beslist is niet onterecht omdat op dat moment geen reden was voor handhavend optreden. Verweerder heeft de situatie nog een keer bekeken op 10 juni 2020 en ook toen is niet gebleken van het plaatsvinden van sloopwerkzaamheden. Van eiseres kon dan ook worden gevergd verweerder ingebreke te stellen alvorens op 4 juni 2020 een beroep niet-tijdig beslissen in te stellen. Eiseres heeft dat niet gedaan. De brief van 24 mei 2020 kan niet worden aangemerkt als een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:12 van de Awb. Dat eiseres verweerder in die brief sommeert om voor maandag 25 mei 2020 10 uur een besluit te nemen en daarbij mededeelt dat zij bij het uitblijven hiervan een procedure zal gaan starten, is hiervoor onvoldoende. Nu niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is geen sprake van een situatie dat beroep kan worden ingesteld vanwege het in gebreke zijn om tijdig een besluit op de aanvraag te nemen. Gelet hierop is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Aan een verdere inhoudelijke behandeling komt de rechtbank daarom niet toe. Omdat de rechtbank het beroep niet ontvankelijk verklaart, komt de rechtbank gelet op artikel 8:55c van de Awb ook niet toe aan het verzoek tot het vaststellen van dwangsommen.
8. Nu het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, tevens voorzieningenrechter in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover het beroep betreft binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.