ECLI:NL:RBNHO:2020:5201

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19_3005
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake huurtoeslag en zorgtoeslag

In deze zaak heeft eiseres, [X], beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, inzake huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2018. Eiseres heeft op 3 juli 2019 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 11 juni 2019. Verweerder heeft het bestreden besluit herzien en het bezwaar gegrond verklaard op 25 november 2019. Eiseres heeft het beroep op 8 mei 2020 ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van één punt voor het beroepschrift.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, omdat partijen niet om een zitting hebben verzocht. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het verzoek om vergoeding van proceskosten kan worden gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Aangezien verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden, volgt de rechtbank hierin. De kosten die eiseres vergoed wil zien, betreffen rechtsbijstand verleend door een derde en komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 525, en daarnaast dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 47 te vergoeden.

De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 525. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Alkmaar
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3005

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.A. Leijen),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 3 juli 2019 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 11 juni 2019 (het bestreden besluit) inzake huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2018.
Verweerder heeft bij brief van 25 november 2019 het bestreden besluit herzien en het bezwaar gegrond verklaard.
Eiseres heeft het beroep bij brief van 8 mei 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 13 mei 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 18 mei 2020 gereageerd. Verweerder stelt dat hij zich kan vinden in een proceskostenvergoeding van één punt voor het schrijven van het beroepschrift door de gemachtigde van eiseres.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. Nu verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden zal de rechtbank verweerder hierin volgen.
5. De kosten die eiseres vergoedt wensen te zien, hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 525 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
6. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde griffierecht van € 47 te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van
M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.