In deze zaak heeft eiseres, [X], beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, inzake huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2018. Eiseres heeft op 3 juli 2019 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 11 juni 2019. Verweerder heeft het bestreden besluit herzien en het bezwaar gegrond verklaard op 25 november 2019. Eiseres heeft het beroep op 8 mei 2020 ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van één punt voor het beroepschrift.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, omdat partijen niet om een zitting hebben verzocht. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het verzoek om vergoeding van proceskosten kan worden gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Aangezien verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden, volgt de rechtbank hierin. De kosten die eiseres vergoed wil zien, betreffen rechtsbijstand verleend door een derde en komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 525, en daarnaast dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 47 te vergoeden.
De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 525. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.