ECLI:NL:RBNHO:2020:5194

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20_1396
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake belastingaanslag

In deze zaak heeft eiser, [X], beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zwolle, die op 19 december 2019 is gedaan. Het beroep is ingediend op 4 februari 2020, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat dit niet tijdig is gebeurd. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 30 januari 2020. Eiser heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd, maar het poststempel toont aan dat het pas op 3 februari 2020 op de post is gedaan. Hierdoor is het beroepschrift te laat ontvangen door de rechtbank.

De rechtbank heeft eiser in een aangetekende brief van 19 mei 2020 verzocht om binnen vier weken te reageren op de termijnoverschrijding, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. Daarnaast heeft eiser verzuimd om binnen de gestelde termijn een schriftelijke machtiging over te leggen, wat ook een reden is voor niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding en dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, op 17 juli 2020. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief met dagtekening 28 januari 2020, ter griffie ontvangen op 4 februari 2020, tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 19 december 2019 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 19 december 2019 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 30 januari 2020.
4. Eiser heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 3 februari 2020 op de post is gedaan. Het beroepschrift is bij de rechtbank ontvangen op 4 februari 2020. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 19 mei 2020 verzocht om binnen vier weken na datum van verzending van deze brief schriftelijk te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Nader onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 26 mei 2020 is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
5. Eiser heeft niet verzocht om uitstel van de gestelde termijn. Er is dus niet gebleken van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding.
6. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn een schriftelijke machtiging over te leggen. Bij dezelfde aangetekend verzonden brief van 19 mei 2020 is eiser gewezen op dit verzuim en is hij verzocht om dit verzuim uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft niet gereageerd. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.