ECLI:NL:RBNHO:2020:5191

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3430
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep inzake zorgtoeslag en kindgebonden budget

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig te [Z], beroep ingesteld tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, die haar recht op zorgtoeslag en kindgebonden budget voor de jaren 2017, 2018 en 2019 op nihil hebben vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Belastingdienst heeft deze bezwaren ongegrond verklaard of niet-ontvankelijk verklaard. Na een herziening van de besluiten op 3 juli 2020 heeft de Belastingdienst eiseres bericht dat haar bezwaren gegrond zijn en dat aan haar bezwaren alsnog geheel tegemoet wordt gekomen. Eiseres heeft vervolgens haar beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de rechtbank kan besluiten tot proceskostenvergoeding indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst aan eiseres tegemoet is gekomen en heeft geoordeeld dat verweerder in de kosten moet worden veroordeeld die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 1.833, en daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder € 141 aan griffierechten aan eiseres moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, en is op 20 juli 2020 gedaan. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 19/3430, HAA 19/3431, HAA 19/3432 en HAA 19/5063

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2020 in de zaken tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Hoefs),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

HAA 19/3430, HAA 19/3431 en HAA 19/3432
Bij brief van 21 januari 2019 (hierna: brief I) heeft verweerder voor 2019 bericht dat het voorschot zorgtoeslag en kindgebonden budget voor eiseres nihil blijft.
Bij brief van 1 februari 2019 (hierna: brief II) heeft verweerder voor 2017 bericht dat het recht van eiseres op zorgtoeslag definitief berekend en vastgesteld is op nihil en op kindgebonden budget nihil blijft.
Bij brief van 8 februari 2019 (hierna: brief III) heeft verweerder voor 2018 bericht dat het voorschot zorgtoeslag en kindgebonden budget voor eiseres nihil blijft.
Eiseres heeft bij brief van 7 februari 2019 tegen de brieven I, II en III een bezwaarschrift ingediend.
Bij beslissing op bezwaar van 10 juni 2019 (kenmerk: BOB OH; hierna het bestreden besluit I) heeft verweerder de bezwaren tegen brief I (voor zover het betreft de het recht op zorgtoeslag voor 2019), brief II (voor zover het betreft het recht op zorgtoeslag 2017) en brief III (voor zover het betreft het voorschot zorgtoeslag voor 2018) ongegrond verklaard
Bij beslissing op bezwaar van 10 juni 2019 (kenmerk: BOB NOGB; hierna het bestreden besluit II) heeft verweerder de bezwaren tegen brief II (voor zover het betreft het recht op kindgebonden budget voor 2017) en brief III (voor zover het betreft het recht op kindgebonden budget voor 2018) niet-ontvankelijk verklaard.
Bij beslissing op bezwaar van 20 augustus 2019 (hierna: het bestreden besluit III) heeft verweerder de bezwaren tegen brief I (voor zover het betreft het recht op kindgebonden budget voor 2019) ongegrond verklaard.
HAA 19/5063
Bij brief van 19 juli 2019 (hierna: brief IV) heeft verweerder voor 2018 het recht van eiseres op zorgtoeslag en kindgebonden budget definitief berekend en vastgesteld
op nihil.
Eiseres heeft bij brief van 17 juli 2019 tegen brief IV een bezwaarschrift ingediend.
Bij beslissing op bezwaar van 24 augustus 2019 (hierna: het bestreden besluit IV) heeft verweerder de bezwaren tegen brief IV kennelijk ongegrond verklaard.
HAA 19/3430, HAA 19/3431, HAA 19/3432 en HAA 19/5063
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Bij herziene beslissingen op bezwaar, gedateerd 3 juli 2020 heeft verweerder eiseres bericht dat haar bezwaren gegrond zijn en dat aan haar bezwaren alsnog geheel tegemoet wordt gekomen.
Bij brief van 9 juli 2020 heeft verweerder bovendien bericht dat aan eiseres de wettelijke rente conform artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zal worden vergoed.
Eiseres heeft vervolgens bij brief van 9 juli 2020 de beroepen ingetrokken en heeft daarbij verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet.
2. Verweerder is aan eiseres tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Aan eiseres is ter zake van het bezwaar en de op 17 juli 2019 en 3 oktober 2019 ingestelde beroepen door een derde beroepsmatig rechtsbijstand verleend, bestaande uit het indienen van een bezwaar- en beroepschrift.
3. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.833 (2 x 1 punt voor het indienen van het beroepschrift (beroepschriften 17 juli 2019 en 3 oktober 2019); met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1; 1 punt voor het tegen brieven I tot en met III ingediende bezwaarschrift (gedateerd 7 februari 2019), 1 punt voor het tegen brief IV ingediende bezwaarschrift (gedateerd 17 juli 2019) en 1 punt voor de hoorzitting van 15 april 2019, met een waarde van € 261).
4. Eiseres heeft in elk van de zaken met nummers HAA 19/3430, HAA 19/3431 en HAA 19/5063 een bedrag van € 47 aan griffierecht betaald. De rechtbank zal bepalen dat verweerder een bedrag van (3 x € 47 =) € 141 aan betaalde griffierechten aan eiseres zal vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 1.833 en
  • draagt verweerder op de door eiseres in de zaken met nummers HAA 19/3430, HAA 19/3431 en HAA 19/5063 van (2 x € 47 =) € 141 aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van
R. van der Vecht, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 20 juli 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.