ECLI:NL:RBNHO:2020:5169

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 mei 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
7076395 \ CV EXPL 18-5893
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieplicht luchtvaartmaatschappij bij vertraging door de-icing dienstverlening

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar het recht van Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie voor vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Venetië op 10 februari 2017. De vlucht had meer dan drie uur vertraging opgelopen, en Airhelp vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Easyjet betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en problemen met de capaciteit van de de-icing dienstverlening.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Easyjet in beginsel compensatieplichtig is, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat het wachten op de de-icing machines en de de-icing behandeling zelf omstandigheden zijn die inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van Easyjet. Daarom was er geen sprake van bijzondere omstandigheden die Easyjet zouden ontslaan van haar compensatieplicht.

De kantonrechter heeft de vordering van Airhelp tot betaling van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat Airhelp onvoldoende had aangetoond dat de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan gebruikelijke incassohandelingen. De proceskosten werden toegewezen aan Airhelp, omdat Easyjet ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7076395 \ CV EXPL 18-5893
Uitspraakdatum: 6 mei 2020
Vonnis in de zaak van:
De rechtspersoon naar het recht van Hong Kong
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
De buitenlandse vennootschap
Easyjet Airline Company Limited
mede gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Easyjet
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 5 juli 2018 een vordering tegen Easyjet ingesteld. Easyjet heeft een incidentele conclusie strekkende tot zekerheidsstelling voor proceskosten ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genomen. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd. De kantonrechter heeft bij vonnis in het incident van 3 juli 2019 de incidentele vordering van Easyjet toegewezen en Airhelp bevolen om zekerheid te stellen.
1.2.
Bij brief van 26 juli 2019 heeft Easyjet de kantonrechter geïnformeerd dat Airhelp zekerheid heeft gesteld voor de proceskosten. Easyjet heeft vervolgens schriftelijk geantwoord in de hoofdzaak. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Easyjet een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben met Easyjet een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Easyjet de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Venetië op 10 februari 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Easyjet gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Easyjet heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat Easyjet bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Easyjet vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,- per persoon.

4.Het verweer

4.1.
Easyjet betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake was van weersomstandigheden en vertraging wegens problemen met de capaciteit van de de-icing dienstverlening. Een dergelijke omstandigheid kan worden aangemerkt als buitengewone omstandigheid, nu dit niet binnen de invloedssfeer van Easyjet ligt en niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van Easyjet. Bovendien heeft Easyjet alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen. Het inzetten van een ander toestel of een reservebemanning had de vertraging niet kunnen voorkomen, omdat een ander toestel met dezelfde omstandigheden en daarmee dezelfde vertraging te maken zou krijgen. In dat geval zou de vlucht bovendien de nachtklok van Schiphol hebben overschreden. Voor zover van Easyjet nog andere maatregelen konden worden verwacht, is in het geheel niet zeker dat dergelijke maatregelen de vertraging van de vlucht van de passagiers zouden hebben voorkomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor Easyjet. Dit is anders indien Easyjet kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.3.
Easyjet beroept zich op weersomstandigheden die op grond van punt 14 van de Considerans van de Verordening de uitvoering van de vlucht hebben verhinderd. Uit de door Easyjet overgelegde stukken kan weliswaar worden afgeleid dat sprake was van lage temperaturen en (lichte) sneeuw, wat ook niet door Airhelp wordt betwist, maar dat is onvoldoende om buitengewone omstandigheden aan te nemen. Easyjet heeft ook niet gemotiveerd aangevoerd dat de lage temperaturen en/of (lichte) sneeuw invloed hadden op de vertraging van de vlucht van de passagiers, anders dan dat deze weersomstandigheden van invloed zijn geweest op capaciteit van de de-icing dienstverlening.
5.4.
De kantonrechter is echter, anders dan Easyjet, van oordeel dat zowel het wachten op de de-icing machines, als de de-icing behandeling zelf omstandigheden zijn die inherent zijn aan de normale uitoefening van het bedrijf van Easyjet. Er is aldus geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan Easyjet niet gehouden is de passagiers te compenseren.
5.5.
Nu geen sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van de Considerans van de Verordening, wordt niet toegekomen aan beantwoording van de vraag of Easyjet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om vertraging te voorkomen. Voor zover Easyjet met haar beroep op de overschrijding van de werktijd van de bemanning heeft bedoeld een beroep te doen op bijzondere omstandigheden in de zin van de Considerans van de Verordening, oordeelt de kantonrechter dat een en ander ook geen buitengewone omstandigheden oplevert. De beslissing om geen andere reservebemanning beschikbaar te hebben en/of in te zetten is een operationele beslissing. Deze beslissing is naar haar aard en oorsprong inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van Easyjet als luchtvaartmaatschappij.
5.6.
Nu Easyjet voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Easyjet heeft deze vordering gemotiveerd betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Easyjet, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Easyjet tot betaling aan Airhelp van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 februari 2017 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Easyjet tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 476,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter