ECLI:NL:RBNHO:2020:5149
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een IVA-uitkering en de gevolgen van een te late WIA-aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Eiser, die voorheen als docent werkzaam was, had een IVA-uitkering aangevraagd die per 24 april 2019 zou ingaan. Eiser stelde dat deze uitkering eerder toegekend moest worden, omdat hij in een bijzondere situatie verkeerde. Hij betoogde dat de onduidelijkheid over het toepasselijke recht op zijn arbeidsovereenkomst en de onrechtmatige beëindiging van zijn dienstverband door zijn werkgever, Stichting [naam], ervoor zorgden dat zijn aanvraag voor een WIA-uitkering te laat was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van 22 maart 2018 en 10 april 2018, die de aanvraag voor de WIA-uitkering afwezen, in rechte vaststaan. Dit betekent dat de verplichting van de werkgever om loon door te betalen tot 24 april 2019 ook vaststaat. De rechtbank oordeelde dat de ingangsdatum van de IVA-uitkering terecht op 24 april 2019 was vastgesteld, en dat er geen aanleiding was om de besluiten van het UWV te herzien. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.