5.3De rechtbank is van oordeel dat uit het bestreden besluit niet eenduidig blijkt welke door eiser in bezwaar overgelegde informatie doorslaggevend is geweest voor het alsnog toekennen van bijstand over de periode 13 september 2018 tot en met 27 december 2018. De rechtbank onderkent dat voor het bepalen van de einddatum van de uitkering de informatie omtrent de opheffing relevant is, maar acht niet aannemelijk dat de enkele opheffing van de eenmanszaak bepalend is geweest voor het oordeel dat recht op uitkering bestaat. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting geen duidelijkheid hierover weten te bieden. Gelet hierop is het besluit ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
6. Zoals hiervoor is overwogen onder 3.5 en 5.3 is het bestreden besluit genomen in strijd met het motiveringsbeginsel neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder onderzoeken of aanleiding bestaat eiser vanaf een eerder moment bijstand op grond van het Bbz 2004 toe te kennen. Als verweerder er niet in slaagt deugdelijk te motiveren dat 13 september 2018 als meldingsdatum moet worden aangemerkt, dan zal verweerder als meldingsdatum moeten uitgaan van een datum in april of mei 2018. Vervolgens zal verweerder, gelet op de in artikel 44 derde lid van de Pw vermelde bevoegdheid, moeten onderzoek of het eiser te verwijten valt dat hij niet zo spoedig mogelijk na deze meldingsdatum een aanvraag om bijstand heeft ingediend en of er aanleiding bestaat de bijstand niet met ingang van datum melding, maar datum indienen aanvraag toe te kennen. Bij dit onderzoek dient verweerder tenminste de eerdere contactmomenten met eiser en eisers toenmalige medische situatie in ogenschouw te nemen.
Voorts moet verweerder nader motiveren waarom geen aanleiding bestond eisers proceskosten in de bezwaarfase te vergoeden.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.