ECLI:NL:RBNHO:2020:5124
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-beschikking en onroerendezaakbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de heffingsambtenaar van Cocensus. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 31 januari 2019, waarin de waarde van zijn woning voor het jaar 2019 was vastgesteld op € 134.000. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, waarop eiser beroep instelde bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 25 juni 2020 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de waarde van de woning te hoog was en dat hij te laat bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 1 februari 2019 begon en eindigde op 14 maart 2019. Eiser heeft zijn bezwaar pas op 28 april 2019 ingediend, wat betekent dat het bezwaar buiten de termijn was. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om de niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten, aangezien eiser zelf had erkend dat hij te laat was met zijn bezwaar. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier, en is openbaar uitgesproken, hoewel niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.