ECLI:NL:RBNHO:2020:5092

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
HAA 20/988
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig beslissen op aanvraag uitkering Ziektewet

Op 13 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. van Deuzen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 26 februari 2020 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag om toekenning van een uitkering op grond van de Ziektewet, ingediend op 9 december 2019. Verweerder diende op 2 april 2020 de relevante stukken en een verweerschrift in, waarop eiseres op 25 mei 2020 reageerde.

De rechtbank overwoog dat ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek kan worden gesloten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank stelde vast dat eiseres verweerder op 17 januari 2020 had meegedeeld dat hij in gebreke was, maar dat verweerder op dat moment nog niet in gebreke was. Hierdoor was er geen geldige ingebrekestelling en was het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Vanwege de coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na verzending van de uitspraak door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. van Deuzen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres bij brief van 26 februari 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag om toekenning van een uitkering op grond van de Ziektewet (Zw) van 9 december 2019.
Verweerder heeft op 2 april 2020 de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 25 mei 2020 heeft eiseres op het verweerschrift gereageerd.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Ingevolge Artikel 72b, eerste lid, van de Zw worden beschikkingen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen, onverminderd artikel 72c, gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Ingevolge het tweede lid van dit artikel is de redelijke termijn in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het derde lid is gedaan.
6. Eiseres heeft op 9 december 2019 een aanvraag ingediend. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 3 februari 2020 op de aanvraag moeten beslissen.
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder bij brief van 17 januari 2020 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is. Uit het vorenoverwogene blijkt echter dat verweerder op
17 januari 2020 nog niet in gebreke was op de aanvraag te beslissen. Nu er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb is het beroep reeds hierom niet-ontvankelijk.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 13 juli 2020 door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.