Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer 15 juli 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),
(gemachtigde: P. van Dongen).
Rechtbank Noord-Holland
Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. S.L. Sarin, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door P. van Dongen. De zaak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat hem recht gaf op een WW-uitkering voor de periode van februari tot en met mei 2019, maar deze uitkering niet tot uitbetaling zou komen omdat eiser verwijtbaar werkloos was. Eiser trok zijn beroep in op 28 april 2020, nadat verweerder het bestreden besluit had gewijzigd en had aangegeven dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking kwamen voor vergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser. Eiser heeft verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 1050,-, gebaseerd op de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast is bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 47,- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.