ECLI:NL:RBNHO:2020:5084
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van huishoudelijke hulp op basis van de Wmo 2015
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 juli 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die huishoudelijke hulp had aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum, dat haar aanvraag om uitbreiding van huishoudelijke hulp had afgewezen. Tijdens de zitting op 14 mei 2020, die via Skype plaatsvond, is het verzoek om voorlopige voorziening aangehouden. Verzoekster diende op 26 mei 2020 een brief in waarin zij haar standpunt over de noodmaatregel uiteenzette, maar verweerder had op 3 juni 2020 gereageerd en aangegeven dat er verder onderzoek nodig was.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op 18 mei 2020 een huisbezoek gepland was om de melding van verzoekster te bespreken. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat verzoekster inmiddels had berust in de afwijzing van de noodmaatregel. Ook het verzoek om proceskostenveroordeling werd afgewezen, omdat het verzoek om voorlopige voorziening niet meer relevant was. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.