In deze zaak heeft de vereniging Woningbouwvereniging Oostzaanse Volkshuisvesting (WOV) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het houden van een hennepkwekerij in de gehuurde woning. De huurovereenkomst is opgezegd door WOV na de ontdekking van achttien hennepplanten in de woning, wat in strijd is met de verplichtingen van [gedaagde] als huurder. De kantonrechter heeft op 18 juni 2020 uitspraak gedaan, waarbij de ontbinding van de huurovereenkomst is toegewezen. De rechter oordeelde dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichtingen door het kweken van hennep, wat niet is toegestaan volgens de Opiumwet en het huurreglement. Ondanks het verweer van [gedaagde] dat hij de hennep voor eigen gebruik kweekte, oordeelde de kantonrechter dat de hoeveelheid planten duidt op bedrijfsmatige exploitatie. De rechter heeft de vordering van WOV toegewezen, maar de machtiging tot gedwongen ontruiming is afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].