ECLI:NL:RBNHO:2020:4993

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
15/249837-19 en 16/228574-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en afpersing door een minderjarige verdachte

Op 9 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 15-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een straatroof en een poging tot verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na de straatroof, de aangeefster heeft bedreigd en gedwongen tot het uittrekken van haar kleding, met als doel haar seksueel te misbruiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster op een verlaten fietspad heeft benaderd, haar heeft bedreigd met geweld en haar heeft gedwongen tot het uittrekken van haar kleding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast de PIJ-maatregel opgelegd, waarbij de verdachte in een inrichting voor jeugdigen geplaatst zal worden voor behandeling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €3.185,- aan de aangeefster, ter compensatie van de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/249837-19 en 16/228574-19 (ttz.gev)
Uitspraakdatum: 9 juli 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 25 juni 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/249837-19:
Feit 1:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 20 augustus 2019 te
Wervershoof, gemeente Medemblik, en/of te Onderdijk, gemeente
Medemblik, in elk geval in Nederland,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid
[slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- die (fietsende) [slachtoffer] omstreeks 01:00 uur, in elk geval tijdens de voor de
nachtrust bestemde tijd, op een verlaten en/of donker fietspad
onverhoeds vanachteren fietsend heeft benaderd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tegen het been en/of tegen de fiets heeft getrapt
en/of geschopt en/of geduwd, althans zijn voet op haar bagagedrager heeft gezet (waardoor/waarna die [slachtoffer] in de berm is ten val
gekomen en/of met haar fiets in de berm is omgevallen) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil geld
hebben", althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die
[slachtoffer] hem, verdachte, €10,- heeft gegeven) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je vest uit",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer] haar
vest heeft uitgedaan en/of aan hem, verdachte, heeft gegeven) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je truitje
uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer]
haar trui en/of shirt uit heeft gedaan) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je hemdje
uit" en/of "Wil je je hemdje uit doen?" en/of "Anders sla ik je", althans
(telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer]
haar hemdje heeft uitgedaan en/of aan hem, verdachte, heeft gegeven)
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je BH uit"
en/of (vervolgens) (nadat die [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde doen) "Je BH
uit of je broek", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft beloofd dat hij, verdachte,
haar daarna zou laten gaan (waarna die [slachtoffer] haar BH heeft uitgetrokken
en/of aan hem, verdachte, heeft gegeven) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je broek uit"
en/of "Doe je broek uit tot je enkels" en/of "Ik ben van gedachten
veranderd", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans een of meermalen,
tegen de wang en/of in/tegen het gezicht heeft geslagen (waarna die
[slachtoffer] haar broek heeft laten zakken) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Draai je om",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer] zich
heeft omgedraaid) en/of (vervolgens) de bil(len) van die [slachtoffer] heeft
vastgepakt en/of betast en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je
onderbroek uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
(vervolgens) zich met zijn, verdachtes, lichaam tegen de rug en/of
lichaam van die [slachtoffer] heeft aangedrukt en/of met zijn, verdachtes,
lichaam tegen de rug en/of het lichaam van die [slachtoffer] is gaan staan en/of
(vervolgens) aan de onderbroek van die [slachtoffer] heeft getrokken (waardoor
die onderbroek (deels) is gescheurd en/of kapot is gegaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op de straat en/of op de grond heeft gegooid
en/of geduwd, dan wel die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geduwd waarna
die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen,
althans een of meermalen, heeft geschopt en/of getrapt tegen de buik
en/of de/het be(e)n(en) en/of elders tegen het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is
voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 20 augustus 2019 te
Wervershoof, gemeente Medemblik, en/of te Onderdijk, gemeente
Medemblik, in elk geval in Nederland,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het vastpakken en/of betasten van de bil(len) van die [slachtoffer] ,
welk geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid eruit bestaat dat hij, verdachte,:
- die (fietsende) [slachtoffer] omstreeks 01:00 uur, in elk geval tijdens de voor de
nachtrust bestemde tijd, op een verlaten en/of donker fietspad
onverhoeds vanachteren fietsend heeft benaderd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tegen het been en/of tegen de fiets heeft getrapt
en/of geschopt en/of geduwd, althans zijn voet op haar bagagedrager heeft gezet (waardoor/waarna die [slachtoffer] in de berm is ten val
gekomen en/of met haar fiets in de berm is omgevallen) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil geld
hebben", althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die
[slachtoffer] hem, verdachte, €10,- heeft gegeven) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je vest uit",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer] haar
vest heeft uitgedaan en/of aan hem, verdachte, heeft gegeven) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je truitje
uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer]
haar trui en/of shirt uit heeft gedaan) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je hemdje
uit" en/of "Wil je je hemdje uit doen?" en/of "Anders sla ik je", althans
(telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer]
haar hemdje heeft uitgedaan en/of aan hem, verdachte, heeft gegeven)
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je BH uit"
en/of (vervolgens) (nadat die [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde doen) "Je BH
uit of je broek", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft beloofd dat hij, verdachte,
haar daarna zou laten gaan (waarna die [slachtoffer] haar BH heeft uitgetrokken
en/of aan hem, verdachte, heeft gegeven) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je broek uit"
en/of "Doe je broek uit tot je enkels" en/of "Ik ben van gedachten
veranderd", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans een of meermalen,
tegen de wang en/of in/tegen het gezicht heeft geslagen (waarna die
[slachtoffer] haar broek heeft laten zakken) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Draai je om",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer] zich
heeft omgedraaid) en/of (vervolgens) de bil(len) van die [slachtoffer] heeft
vastgepakt en/of betast en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je
onderbroek uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
(vervolgens) zich met zijn, verdachtes, lichaam tegen de rug en/of
lichaam van die [slachtoffer] heeft aangedrukt en/of met zijn, verdachtes,
lichaam tegen de rug en/of het lichaam van die [slachtoffer] is gaan staan en/of
(vervolgens) aan de onderbroek van die [slachtoffer] heeft getrokken (waardoor
die onderbroek (deels) is gescheurd en/of kapot is gegaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op de straat en/of op de grond heeft gegooid
en/of geduwd, dan wel die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geduwd waarna
die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen,
althans een of meermalen, heeft geschopt en/of getrapt tegen de buik
en/of de/het be(e)n(en) en/of elders tegen het lichaam;
Feit 2:
hij op of omstreeks 20 augustus 2019 te Wervershoof, gemeente
Medemblik, en/of te Onderdijk, gemeente Medemblik, in elk geval in
Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
op de openbare weg
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van €10,-, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorde,
immers heeft hij, verdachte,:
- die (fietsende) [slachtoffer] omstreeks 01:00 uur, in elk geval tijdens de voor de
nachtrust bestemde tijd, op een verlaten en/of donker fietspad
onverhoeds vanachteren fietsend benaderd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] tegen het been en/of tegen de fiets getrapt en/of
geschopt en/of geduwd, althans zijn voet op haar bagagedrager heeft gezet
(waardoor/waarna die [slachtoffer] in de berm is ten val gekomen
en/of met haar fiets in de berm is omgevallen) en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Ik wil geld hebben",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking (waarna die [slachtoffer] hem,
verdachte, €10,- heeft gegeven).
Ten aanzien van parketnummer 16/228574-19:
hij op of omstreeks 21 september 2019 te Almere, althans in Nederland,
een snorfiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of die weg te nemen snorfiets onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2019 te Lelystad, althans in Nederland,
een goed, te weten een snorfiets heeft verworven, voorhanden gehad,
en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 15/249837-19 gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. primair en onder 2.ten laste gelegde feiten. In de zaak met parketnummer 16/228574-19 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 15/249837-19 onder 1. primair en het in de zaak met parketnummer 16/228574-19 primair ten laste gelegde. Verdachte heeft de onderbroek van aangeefster omhoog getrokken en er is geen aanleiding om een kennelijke staat van opwinding bij verdachte vast te stellen. Verdachte had niet het opzet om het lichaam van aangeefster binnen te dringen. Ten aanzien van de scooter heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte deze mocht lenen van een vriend en dat hij de scooter dus niet heeft gestolen.
De verdediging heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden 15/249837-19 feit 1 primair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 15/249837-19 onder 1. primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 20 augustus 2019 (dossierpagina’s 21 tot en met 28), zakelijk weergegeven:
Het was rond 01.00 uur op dinsdag 20 augustus 2019 op het Waterkeringspad vanuit Wervershoof richting Medemblik. Ik ben toen door een man van mijn fiets getrapt. Hij zei dat ik mijn vestje uit moest doen. Dat deed ik en dat gaf ik aan hem. Hij begon toen te zeggen dat ik mijn truitje uit moest doen en dat heb ik toen gedaan. Het leek me het beste om gewoon mee te werken om te voorkomen dat er geweld zou komen. Toen vroeg hij ook of ik mijn hemdje uit wilde doen en hij dreigde dat hij mij zou slaan. Ik heb toen ook mijn hemdje uitgedaan en aan hem gegeven. Hij zei: “doe je bh uit.” Ik zei: “nee, dat wil ik niet.” Toen begon hij te dreigen, hij zei: “Je bh uit of je broek.” Toen heb ik wel een beetje geprotesteerd. Ik begon te praten met “alsjeblieft, laat me gewoon gaan”. Hij heeft een paar keer gezegd: “Je broek of je bh.” Ik heb toen gezegd: “Is het daarna klaar, laat je me daarna gaan?” Hierop zei hij “ja,” waarop ik zei: “Beloof je dat?” Hij zei: “Dat beloof ik.” Ik zei “pinky swear” en deed mijn rechter pink naar zijn rechter pink. Hij haakte zijn pink in die van mij. Toen heb ik mijn bh uitgedaan. Die heb ik ook aan hem gegeven. Hij zei: “Doe je broek uit.” Ik zei toen: “Dat had je niet beloofd.” Hij zei: “Ik ben van gedachten veranderd.” Toen begon ik te zeggen: “Nee, laat me gaan. Ik wil het niet.” Hij bleef zeggen dat ik mijn broek uit moest doen. Ik denk dat dat het moment was dat hij mij in mijn gezicht sloeg. Hij sloeg met zijn vlakke hand op mijn linker wang. Ik bleef “nee” zeggen en toen heeft hij het nog een keer gedaan. Toen heb ik volgens mij daarna wel mijn broek naar beneden gedaan. Hij zei: “Doe je broek tot je enkels.” Ik heb toen mijn broek laten zakken. Hij zei: “Omdraaien.” Ik stond eerst met mijn gezicht naar hem toe en draaide me toen half om met mijn billen naar hem toe. Toen liep hij naar voren en heeft hij mijn linker bil vastgepakt. Ik voelde dat. Het zou ook kunnen dat hij toen zei dat ik mijn onderbroek uit moest doen. Dat wilde ik echt niet en toen ben ik echt gaan protesteren. Hij heeft zich toen tegen mijn rug aangedrukt. Het was op mijn blote huid en misschien zat zijn hand deels op mijn onderbroek. Ik denk dat ik me van hem wegtrok. Hij begon aan mijn onderbroek te trekken. Toen begon de grootste worsteling. Hij had mij nog vast en begon aan mijn onderbroek te trekken en toen heb ik met mijn vuisten, ik stond nog steeds met mijn rug naar hem toe, geprobeerd om naar achter te slaan. Ik denk dat hij de onderkant pakte en deze naar boven begon te trekken. Hij trok aan beide kanten mijn onderbroek aan de voorkant omhoog. Mijn onderbroek was bijna stuk, dat merkte ik toen hij aan het trekken was. Ik voelde de stof scheuren. Ik denk dat hij mij op straat gooide omdat ik mij zo aan het verzetten was. Hij kwam toen terug om me te schoppen. Hij schopte me bij mijn buik en benen. Op het moment dat hij mijn onderbroek scheurde dacht ik dat hij verder wilde.
- het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van 22 oktober 2019, waarin opgenomen de verklaring van verdachte:
Ik was het. Ik neem aan dat het zo is gegaan omdat zij het zegt.
- het proces-verbaal van verhoor door de politie van 7 november 2019, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina’s 196 tot en met 208), zakelijk weergegeven:
Ik heb het meisje op de fiets gestopt. Ik heb gezegd dat ze haar vest uit moest doen. Ze deed het gewoon.
Toen ik wegfietste zat het meisje naast haar fiets. Ze had niets aan.
- het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek n.a.v. een aangifte van een zedenmisdrijf, gepleegd in Wervershoof op 20 augustus 2019’ van [verbalisant] van het Nederlands Forensisch Instituut van 6 november 2019 (dossierpagina’s 82 tot en met 88), zakelijk weergegeven:
Omdat het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] overeenkomt met DNA-mengprofielen AAMN2020Nt#06 en #07 en omdat dit bemonsteringen van de onderbroek van [slachtoffer] betreffen, is aangenomen dat deze bemonsteringen DNA bevatten dat afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] . Onder deze aanname is een DNA-profiel afgeleid van een tweede persoon die relatief veel DNA heeft bijgedragen aan deze bemonsteringen. Dit afgeleide DNA-profiel komt overeen met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . De matchkans van het afgeleide DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
- het proces-verbaal forensisch onderzoek van 30 augustus 2019, waarin opgenomen de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
Ik heb aangeefster [slachtoffer] op 20 augustus 2019 forensisch onderzocht. Ik zag op de bovenzijde van de rechter onderarm een oppervlakkige huidbeschadiging/kras.
Ik zag op de elleboog van zowel de linker arm als de rechter arm van het slachtoffer
oppervlakkige rode huidbeschadigingen.
Ik zag op de voorzijde van de rechter schouder een rode huidverkleuring.
Ik zag op het linker bovenbeen een rood/blauwe huidverkleuring.
3.4.
Bewijsoverweging parketnummer 15/249837-19 feit 1 primair
Uit de stukken van het dossier is het volgende gebleken. Nadat verdachte aangeefster had beroofd moest zij haar bovenkleding uittrekken. Verdachte heeft met een ‘pinky swear’ aan aangeefster beloofd dat hij haar zou laten gaan nadat zij haar bh had uitgetrokken. Vervolgens gaf verdachte echter aan dat hij van gedachten was veranderd en moest aangeefster ook haar broek uittrekken en zich omdraaien. Verdachte sloeg haar daarbij in het gezicht. Verdachte heeft daarop de linker bil van aangeefster betast en zich tegen het lichaam van aangeefster aangedrukt. Daarna heeft hij zo hard aan haar onderbroek getrokken dat deze kapot is gescheurd. Tot slot heeft hij aangeefster op de grond gegooid en haar nog geschopt.
De rechtbank is van oordeel dat deze aaneenschakeling van feitelijke handelingen van verdachte - in het bijzonder het moeten uittrekken van de broek, het omdraaien en vervolgens het kapot trekken van de onderbroek van aangeefster - naar de uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op het ontbloten van de geslachtsdelen van aangeefster teneinde haar lichaam seksueel binnen te dringen, zodat de rechtbank deze feitelijke gedragingen aanduidt als een begin van uitvoering van verkrachting. Daarbij doet niet ter zake – anders dan door de verdediging bepleit – dat aangeefster geen erectie bij verdachte heeft gevoeld. Dat betekent immers niet dat er geen erectie kan zijn geweest. Bovendien is seksueel binnendringen ook mogelijk op andere manieren dan met het mannelijk geslachtsorgaan, bijvoorbeeld met de vingers.
3.5.
Redengevende feiten en omstandigheden 15/249837-19 feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/249837-19 feit 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 20 augustus 2019 (dossierpagina’s 21 tot en met 28);
  • het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van 22 oktober 2019, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van verhoor door de politie van 7 november 2019, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina’s 196 tot en met 208).
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.6.
Redengevende feiten en omstandigheden 16/228574-19 primair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 16/228574-19 primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 21 september 2019 (dossierpagina’s 5 tot en met 7), zakelijk weergegeven:
Ik ben de eigenaar van een witte scooter van het merk Piaggio, kenteken [kenteken] . Op zaterdag 21 september 2019 heb ik de scooter omstreeks 13.00 uur geparkeerd bij de fietsenstalling op de Schrijverstraat te Almere. Op zaterdag 21 september 2019 kwam ik omstreeks 14.30 terug bij de plek waar ik de scooter heb achtergelaten. Ik zag dat de scooter niet meer op de straat stond.
- de verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd:
Het klopt dat ik op 21 september 2019 in Almere op een witte scooter reed. Ik heb een schroevendraaier gebruikt om de scooter te starten en toen ben ik weggereden.
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 23 september 2019 (dossierpagina’s 45 en 46), zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 21 september 2019 was ik met [verdachte] . Naast het politiebureau aan de Baljuwstraat te Almere zag ik een scooter staan. Ik zag [verdachte] opeens een schroevendraaier pakken. Ik zag dat hij met de schroevendraaier bezig was ter hoogte van het contact van de scooter.
3.7.
Bewijsoverweging 16/228574-19 primair
De rechtbank stelt vast dat verdachte kort na de diefstal in de buurt van de plaats delict op de gestolen scooter rondreed, dat het slot van de scooter geforceerd is en dat verdachte gebruik maakt van een schroevendraaier om de scooter aan en uit te zetten. Deze omstandigheden zijn op zichzelf voldoende voor een bewezenverklaring van diefstal, tenzij verdachte hiervoor een aannemelijke verklaring heeft.
Volgens verdachte mocht hij de scooter drie dagen lenen van een kennis, een zekere [naam] , om daarmee naar Enkhuizen te rijden. De scooter zou eerder gestolen zijn geweest, waardoor er geen contactslot meer in zat en een schroevendraaier nodig was om de scooter te starten. [naam] heeft hem verteld waar de scooter stond en verdachte heeft de scooter samen met getuige [getuige] opgehaald, aldus verdachte.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en stelt deze terzijde. Verdachte heeft geen enkel verifieerbaar gegeven over [naam] kunnen verschaffen. Evenmin heeft de getuige [getuige] deze [naam] gezien of iets over hem kunnen vertellen. [getuige] heeft wel gezien dat verdachte met een schroevendraaier aan het rommelen was aan het contactslot van de scooter, terwijl uit de aangifte blijkt dat de scooter in goede staat en deugdelijk afgesloten door aangever is achtergelaten. Dat het contactslot al geforceerd of verwijderd was en dat er daarom een schroevendraaier nodig was om deze te starten, is dus aantoonbaar onjuist. Verder acht de rechtbank het door verdachte geschetste tijdpad (waarin hij [naam] die dag twee keer heeft ontmoet, de scooter aangewezen heeft gekregen, [getuige] elders heeft ontmoet en samen met [getuige] weer naar de scooter is gereden) zeer moeilijk te rijmen met de korte tijd tussen het stallen van de scooter en het wegnemen ervan (maximaal vijf kwartier).
De rechtbank komt al met al tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die het contactslot heeft geforceerd en de scooter heeft weggenomen.
3.8.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de zaak met parketnummer 15/249837-19 onder 1. primair en 2 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 16/228574-19 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van parketnummer 15/249837-19:
Feit 1, primair:
hij op 20 augustus 2019 te Wervershoof, gemeente Medemblik, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je vest uit", (waarna die [slachtoffer] haar vest heeft uitgedaan en aan hem, verdachte, heeft gegeven) en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je truitje uit", (waarna die [slachtoffer] haar shirt uit heeft gedaan) en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je hemdje uit" en "Anders sla ik je", (waarna die [slachtoffer] haar hemdje heeft uitgedaan en aan hem, verdachte, heeft gegeven) en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je bh uit" en vervolgens nadat die [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde doen: "Je bh uit of je broek", en vervolgens die [slachtoffer] heeft beloofd dat hij, verdachte, haar daarna zou laten gaan waarna die [slachtoffer] haar bh heeft uitgetrokken en aan hem, verdachte, heeft gegeven en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je broek uit" en "Doe je broek uit tot je enkels" en "Ik ben van gedachten veranderd", en vervolgens die [slachtoffer] meermalen tegen de wang heeft geslagen waarna die [slachtoffer] haar broek heeft laten zakken en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Draai je om", waarna die [slachtoffer] zich heeft omgedraaid en vervolgens de bil van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en betast en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Doe je onderbroek uit", en vervolgens zich met zijn, verdachtes, lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft aangedrukt en vervolgens aan de onderbroek van die [slachtoffer] heeft getrokken waardoor die onderbroek is gescheurd en kapot is gegaan en
- vervolgens die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en vervolgens die [slachtoffer] meermalen heeft geschopt tegen de buik en de benen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 20 augustus 2019 te Wervershoof, gemeente Medemblik, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld of een andere feitelijkheid op de openbare weg [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van €10,-, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, immers heeft hij, verdachte:
- die fietsende [slachtoffer] omstreeks 01:00 uur, op een verlaten en donker fietspad onverhoeds van achteren fietsend benaderd en
- vervolgens zijn voet op haar bagagedrager gezet waardoor die [slachtoffer] met haar fiets in de berm is omgevallen en
- vervolgens die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Ik wil geld hebben", althans woorden van gelijke aard en/of strekking waarna die [slachtoffer] hem, verdachte, €10,- heeft gegeven.
Ten aanzien van parketnummer 16/228574-19:
hij op 21 september 2019 te Almere een snorfiets die toebehoorde aan [aangever] heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen snorfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/249837-19:
1. primair
poging tot verkrachting;
2.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Ten aanzien van parketnummer 16/228574-19:
primair
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van negen maanden met aftrek van het voorarrest en dat daarbij de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof en heeft vervolgens gepoogd om aangeefster te verkrachten. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige strafbare feiten. Met zijn handelen heeft verdachte een uiterst beangstigende situatie gecreëerd waarbij hij de lichamelijke en seksuele integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer ernstig heeft geschonden. Hij heeft hiermee te kennen gegeven zijn eigen lustgevoelens en behoeftebevrediging boven de belangen van het slachtoffer te stellen en zich daarbij volstrekt niet bekommerd om haar gevoelens. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van delicten als deze nog lange tijd last kunnen hebben van de psychische gevolgen. Dit is ook duidelijk gebleken uit de onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij. Het slachtoffer durft namelijk sinds 20 augustus 2019 niet meer alleen over stille weggetjes te fietsen en heeft nog altijd grote moeite om te spreken over wat er is gebeurd. Zij is onder behandeling van een psycholoog. Daarnaast is zij mede door wat is voorgevallen gedoubleerd op school. Zowel straatroof als poging tot verkrachting zijn bovendien delicten die een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen bij de samenleving in het algemeen. Dit geldt te meer, omdat deze feiten zich ’s nachts hebben afgespeeld op een verlaten en donker fietspad.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een snorfiets. Verdachte heeft door het plegen van dit feit te kennen gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen en heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
6.4.
Hoofdstraf
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
18 februari 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder een transactie aangeboden heeft gekregen voor een vermogensdelict. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren.
- het over verdachte uitgebrachte (aangepaste) voorlichtingsrapport gedateerd 30 maart 2020 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De eerder ingezette interventies en behandelingen in de verschillende behandelsettingen gericht op gedragsverandering van verdachte hebben onvoldoende positief resultaat opgeleverd, omdat verdachte zich regelmatig onttrok aan zijn behandelingen en hij ook onvoldoende meewerkend is geweest.
De Raad maakt zich grote zorgen over het functioneren van verdachte. Tijdens het afnemen van de dubbelrapportage was verdachte weinig coöperatief, gaf hij vrijwel geen inzage in zijn gevoelsleven en was hij terughoudend over zijn verdere functioneren.
Verdachte geeft verschillende en ook ontwijkende verklaringen. Hij wijt zijn vermeende delictgedrag aan een soort black-out. Hij toont geen berouw of spijt.
Het is positief dat verdachte openstaat voor een eerdere start van zijn noodzakelijk geachte behandeling bij Den Hey-Acker , ook als hij nog niet is veroordeeld. Daarnaast staat hij open voor een excuusgesprek met het slachtoffer.
De feiten waarvan verdachte wordt verdacht zijn zeer ernstig. De dubbelrapportage geeft aan dat er sprake is van een hoog risico op herhaling van toekomstig seksueel geweld. Mede vanwege de ernstige persoonlijkheidsproblematiek, zijn (seksueel) grensoverschrijdende gedrag en het gegeven dat eerdere behandelinterventies in het civiele kader niet het gewenste resultaat hebben gehad, is een strafrechtelijk kader geïndiceerd.
De Raad acht daarom een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel met gespecialiseerde behandeling het meest passend.
- het over verdachte uitgebrachte psychologische onderzoek Pro Justitia van 24 februari 2020 van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Verdachte heeft uiteindelijk, zij het beperkt, meegewerkt aan het onderzoek. Er is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een fetisjismestoornis. De hiaten in de emotionele en sociale ontwikkeling zijn sterk van invloed op de persoonlijkheidsontwikkeling, zodat op dit moment ook gesproken kan worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Tenslotte is sprake van leer- en onderwijsproblemen en is verdachte pleger van seksueel misbruik ten aanzien van zijn halfzusje: zijn seksuele ontwikkeling is verstoord. Van dit beeld was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Het is aannemelijk dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ook tijdens het ten laste gelegde hebben beïnvloed. Omdat verdachte niet in staat is om te vertellen wat hem die avond heeft gedreven, kan er geen reconstructie worden opgesteld over hoe zijn gedachten en gevoelens hebben geleid tot het uiteindelijke delictgedrag. Ondanks dat er geen expliciete uitspraak gedaan kan worden over de exacte relatie tussen pathologie en gedrag, kan wel gesteld worden dat er op basis van die pathologie sprake is van een verminderde mate van toerekening. Daarnaast kan worden gesteld dat het recidiverisico voor zowel zeden- als geweldsdelicten verhoogd is. Er zijn nauwelijks beschermende factoren, anders dan de intelligentie van verdachte en dat de moeder een betrokken opvoeder is.
Sinds de uithuisplaatsing van verdachte twee jaar geleden, heeft hij zowel in open als gesloten jeugdinstellingen verbleven. Er lijkt sprake van een patroon waarin hij binnen de kaders van gesloten jeugdzorg positief gedrag laat zien, maar op het moment dat de kaders verslappen hij weer terugvalt in probleemgedrag. Daarom is het tot op heden niet gelukt om intensieve individuele hulpverlening voor langere tijd in te zetten. De verwachting is dat verdachte, gelet op de gebeurtenissen in het verleden, langdurige en intensieve individuele behandeling nodig heeft, zowel gericht op de identiteits- als de persoonlijkheids- en seksuele ontwikkeling. Deze langdurige behandeling kan niet worden gegarandeerd door een machtiging gesloten jeugdzorg, omdat verdachte weet dat hij meer vrijheid krijgt als hij bepaalde tijd goed gedrag laat zien. Dat zorgt ervoor dat hij zich nooit volledig zal overgeven aan de hulpverlening en behandeling.
Gelet op de complexe problematiek en het verhoogde recidiverisico wordt geadviseerd tot oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel (meer specifiek dient plaatsing op een specialistische zedenafdeling te worden overwogen). De normoverschrijdende gedragsstoornis, de fetisjismestoornis, de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, de verstoorde seksuele ontwikkeling, maar zeker ook het traumatische verleden en het brede scala aan delictgedrag geven aanleiding tot dit advies. Een onvoorwaardelijke (verlengbare) PIJ-maatregel biedt enerzijds de tijd die nodig is om een behandelrelatie op te bouwen en behandeling vorm te geven. Anderzijds biedt het resocialisatiegedeelte de mogelijkheid om uiteindelijk (gecontroleerd) te onderzoeken of verdachte zich inderdaad in positieve zin heeft ontwikkeld en of de recidiverisico’s verminderd zijn.
In aanvulling op dit rapport heeft [GZ-psycholoog] ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat de indruk is dat bij verdachte veel wantrouwen leeft om contact aan te gaan. Zodoende zal verdachte proberen om een behandelrelatie uit de weg te gaan. Een PIJ-maatregel kan hopelijk zorgen voor vertrouwen bij verdachte in de mensen om hem heen. Het is lastig om de validiteit van de verklaring van verdachte over het ten laste gelegde in te schatten, maar acute dissociatie lijkt niet aannemelijk omdat verdachte daarvan niet eerder last heeft gehad. Anderzijds past acute dissociatie wel bij traumatische ervaringen. De trajecten die verdachte tot dusver heeft doorlopen, waren versnipperd. Zodra verdachte klaar was om te starten met behandeling, mocht hij naar een open afdeling en werd de behandeling niet gestart. Verdachte heeft de potentie om aan zijn problematiek te werken als hij daarvoor de tijd krijg.
- het over verdachte uitgebrachte psychiatrische onderzoek Pro Justitia van 20 februari 2020 van [psychiater] , kinder- en jeugdpsychiater. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Betrokkene werkte uiteindelijk mee aan het onderzoek. Concluderend is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Er is hoogstwaarschijnlijk sprake van een posttraumatische stressstoornis, mogelijk mede veroorzaakt door de plotselinge dood van de vader op achtjarige leeftijd van verdachte en het huiselijk geweld van de stiefvader vanaf tienjarige leeftijd. Daarnaast is de seksuele ontwikkeling gestoord: verdachte heeft zijn halfzusje van zeven jaar oud seksueel misbruikt totdat hij 13 jaar oud was. Ook steelt hij lingerie van meisjes, mogelijk om zichzelf hiermee te bevredigen. Dit duidt op een fetisjismestoornis. Ook is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. Verder is sprake van ouder-kindrelatieproblematiek. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Hiervan was sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De gewetensontwikkeling van verdachte is ernstig verstoord. Het geweten is egocentrisch en er is nauwelijks empathisch vermogen. Er zijn geen doorleefde spijt of schuldgevoelens, er is geen berouw, maar er is wel spijt omdat er consequenties aan zijn gedrag verbonden zijn.
De stoornissen van verdachte hebben een sterk verband met het ten laste gelegde. Dit wordt nog eens versterkt door de stoornis in het cannabisgebruik, omdat verdachte destijds onder invloed was. Hiervan is bekend dat het remmingen vermindert en lust kan opwekken. Ook de hoogstwaarschijnlijk aanwezige posttraumatische stressstoornis zou verband kunnen hebben met het tenlastegelegde, omdat van deze stoornis bekend is dat het de agressieregulatie ernstig kan verstoren. Verdachte wordt hierdoor als verminderd toerekeningsvatbaar gezien. Door zijn drang naar directe behoefte- en lustbevrediging, zijn gestoorde seksuele ontwikkeling, zijn cannabismisbruik, zijn gebrekkige gewetensfunctie en zijn gebrek aan empathie maken het voor verdachte erg ingewikkeld om een zich opdringende heftige impuls te weerstaan.
Het recidiverisico voor zowel zeden- als geweldsdelicten is verhoogd.
Een geïntegreerde behandeling van de gedragsproblematiek, de gestoorde seksuele ontwikkeling, de stoornis in het cannabisgebruik en de posttraumatische problematiek die het recidiverisico vergroten is nodig. De positieve factoren zijn de jonge leeftijd, de goede intelligentie en de pedagogisch voldoende toegeruste, betrokken en liefdevolle moeder. Negatieve factoren lijken zijn deviante peergroup en het gebrek aan motivatie.
Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is de enige mogelijkheid met een redelijke kans van slagen om het recidiverisico voor zowel gewelds- als zedendelicten te verminderen. Deze behandeling zou kunnen plaatsvinden op de afdeling voor ernstig seksuele problematiek (hierna: ESP-afdeling) van Rijks Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker (hierna: Den Hey-Acker) .
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van het psychologische en het psychiatrische rapport en neemt deze over.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. In zijn algemeenheid geldt dat bij feiten zoals de onderhavige straatroof en poging tot verkrachting een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en met de omstandigheid dat verdachte door zijn proceshouding niet te kennen heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Sterker nog, slechts omdat de moeder haar zoon heeft herkend op de camerabeelden die werden uitgezonden in het televisieprogramma Opsporing Verzocht, heeft de politie verdachte kunnen aanhouden. Verdachte heeft vervolgens in eerste instantie ontkend bij de politie en heeft pas tijdens het verhoor door de rechter-commissaris een (gedeeltelijk) bekennende verklaring afgelegd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, jonge leeftijd en het zo goed als ontbreken van een strafblad. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Dit alles maakt dat de rechtbank uitkomt op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest moet worden opgelegd.
6.5.
PIJ-maatregel
De rechtbank komt verder tot het oordeel dat de PIJ-maatregel in onvoorwaardelijke vorm moet worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde afpersing en poging tot verkrachting misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van wat de psycholoog, de psychiater en de Raad in hun rapporten vermelden, komt de rechtbank tot het oordeel dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, omdat verwacht wordt dat verdachte kan profiteren van een langdurige integrale behandeling waaraan hij zich niet kan onttrekken.
Er is sprake van een hoog recidiverisico ten aanzien van gewelds- en zedendelicten, indien verdachte niet behandeld wordt. Tot op heden is het verdachte niet gelukt om zich langdurig over te geven aan een behandeling die past bij zijn complexe problematiek, ondanks dat de moeder al jaren probeert om deze behandeling voor haar zoon te organiseren. De PIJ-maatregel biedt verdachte de gelegenheid vertrouwen te ontwikkelen in de personen met wie hij een behandelrelatie zal moeten aangaan, waarna hij met intrinsieke motivatie zijn behandeling met goed gevolg kan doorlopen.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot verkrachting. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Op grond van artikel 77v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) adviseert de rechtbank om de PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen op de ESP-afdeling in Den Hey-Acker , omdat deze justitiële jeugdinrichting de expertise biedt om verdachte intensief te behandelen voor zijn (al langdurig) verstoorde seksuele ontwikkeling.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
[slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.185,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/249837-19 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het weggenomen geld, reiskosten van de ouders, een nota van Amici Zorgt en smartengeld.
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij volledig wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, maar heeft wel aandacht gevraagd voor de jeugdige leeftijd en de beperkte draagkracht van verdachte.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder parketnummer 15/249837-19 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van de gevorderde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/249837-19 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: een afpersing en een poging tot verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat gijzeling moet plaatsvinden bij niet nakoming van deze verplichting.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77v, 77gg, 242, 312, 317 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de in de zaak met parketnummer 15/249837-19 onder 1. primair en 2 en in de zaak met parketnummer 16/228574-19 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.8 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
zes (6) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.185,-(zegge: drieduizend honderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 185,- (zegge: honderdvijfentachtig euro) voor de materiële en
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro) voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
20 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.185,- (zegge: drieduizend honderd vijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
20 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling van het aantal dagen gijzeling bij gebreke van betaling of verhaal op
0 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. E.G. van Roest, rechter en mr. G. Drenth, tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.A.C. Sinnige,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2020.