ECLI:NL:RBNHO:2020:4988

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
15/166692-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vermogensdelicten met meerdere feiten van diefstal en schuldheling

Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal en schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties, samen met anderen, goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De feiten omvatten onder andere inbraken in bedrijfspanden en het voorhanden hebben van gestolen goederen. Tijdens de zitting op 23 juni 2020 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor een aantal feiten. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire schuldheling en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-166692-19 (P)
Uitspraakdatum: 7 juli 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juni 2020 in de zaak tegen:
[naam verdachte ],
geboren op [datum en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans uit andere hoofde gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van Eck, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Bloemendaal, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ter terechtzitting van 16 januari 2020, ten laste gelegd dat:
feit 1 primair
hij op of omstreeks 9 juli 2019 te Edam, gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hogedrukspuit en/of een trilnaald en/of een laser en/of een stofzuiger en/of een bandschroefmachine en/of twee gereedschapkoffers en/of een compressor met slang en/of een afkortzaag en/of een schietpistool, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [BV aangever 1] en/of [aangever 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 9 juli 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten een hogedrukspuit en/of een trilnaald en/of een laser en/of een stofzuiger en/of een bandschroefmachine en/of twee gereedschapkoffers en/of een compressor met slang en/of een afkortzaag en/of een schietpistool, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2
hij in of omstreeks 7 september 2018 tot en met 10 september 2018 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer schroeftollen en een slijptol, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 2] en/of [BV aangever 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 3hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Edam, gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een accuvlechtmachine en/of een waterstofzuiger en/of een sleuvenzaag en/of een stofzuiger en/of een breekhamer en/of een diamantboor en/of een compressor en/of drie, althans een hoeveelheid, koperen buizen en/of twintig, althans een hoeveelheid, messing doorlopen muurplaten en/of een thermostaat, in elk geval (enig) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [aangever 3] en/of [BV aangever 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 4
hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Edam, gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 1], negen hengels en/of zes molens en/of een rodpod en/of tien hengelsteunen en/of twee beetmelders en/of drie opbergtassen voor hengels en/of een schepnet en/of een elektramotor, althans een buitenboordmotor, en/of een opbergtas (met daarin onder andere een weegschaal, een hoofdlamp en een accu pomp) en/of een dieptemeter en/of een stofzuiger en/of een boorhamer en/of een freesmachine en/of een vlechtmachine en/of een waterstofzuiger en/of een w.c. pot en/of circa 20 kilogram koper en/of circa 20 kilogram messing, in elk geval enig goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [aangever 4] en/of [BV aangever 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 5
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] (een) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [aangever 5] en/of [BV aangever 5], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 6
hij in of omstreeks de periode van 14 september 2018 tot en met 17 september 2018, te Uithoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een monteursbus (van het merk Opel, type Vivaro), een radio en/of twee boor-schroefmachines en/of een combihamer en/of twee decoupeerzagen en/of vijf koffers en/of een accuslagmoeraanzetter en/of een boorbreekhamer, in elk geval (enig) goed (eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [BV aangever 6] en/of [aangever 6], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 7
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] (een) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [BV aangever 7] en/of [aangever 7], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 8
hij op of omstreeks 5 juli 2019 te Limmen, gemeente Castricum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bouwlaser en/of een kruislaser en/of een muurfraser en/of een bouwstofzuiger merk Festool en/of een ijzeren sjabloon voor deurposten en/of diverse gereedschappen, in elk geval (enig) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [aangever 8] en/of [BV aangever 8], heeft weggenomen uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 4], met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 5 en tot bewezenverklaring van de feiten 1 primair, 2, 3, 4, 6, 7 en 8.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 primair en subsidiair, 5, 6, 7 en 8, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte als (mede)pleger bij deze feiten was betrokken. In het bijzonder is voor feit 1 primair en subsidiair bepleit dat het enkele aantreffen van de gestolen gereedschappen in het voertuig van een ander waarin verdachte als passagier zat, onvoldoende is voor een bewezenverklaring van de primair verweten inbraak, dan wel de subsidiaire heling. Voor de feiten 6, 7 en 8 is verder bepleit dat geen sprake is van betrouwbare herkenningen van verdachte om voor het bewijs van zijn betrokkenheid te gebruiken.
De raadsman heeft zich wat betreft de feiten 2, 3 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4, 7 en 8 op grond van de bewijsmiddelen, die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen, en overweegt als volgt.
3.3.2.
Vrijspraak feit 1 primair inbraak en bewezenverklaring subsidiair schuldheling
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder feit 1 primair wordt verweten, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat op 9 juli 2019 onder verdachte weliswaar gereedschappen zijn aangetroffen, die bij een bedrijfsinbraak eerder op die dag waren gestolen, maar dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij die inbraak. Uit het dossier blijkt dat het precieze tijdstip van de inbraak onbekend is gebleven. De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop tot het aantreffen van de gereedschappen, maximaal 7 uren, niet zodanig is dat verdachte op die basis reeds verantwoordelijk kan worden gehouden voor de primair verweten inbraak. Daarbij speelt het ook een rol dat verdachte zich slechts als passagier in het voertuig bevond waarin de gereedschappen lagen en dat dat voertuig niet aan hem toebehoorde.
De rechtbank acht de onder feit 1 subsidiair verweten schuldheling wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft een zeer grote, beroepsmatige hoeveelheid gereedschappen voorhanden gehad. Deze gereedschappen lagen via het raam direct in het zicht achterin het voertuig waarin hij als passagier zat. Gelet op de hoeveelheid had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de gereedschappen waren gestolen. De rechtbank weegt mee de omstandigheid dat de auto werd bestuurd door [medeverdachte H.]. Uit het door de rechtbank ter zitting aan de orde gestelde vonnis van 17 januari 2020 in diens zaak blijkt dat deze als mededader is veroordeeld voor twee bedrijfsinbraken die op 18 juni 2019, dus een kleine maand eerder, in dezelfde plaats zijn gepleegd en die in het vonnis van heden als feiten 3 en 4 bewezen worden verklaard. Daarbij speelt tot slot ook een rol dat verdachte in het geheel geen verklaring heeft afgelegd voor het voorhanden hebben van deze goederen.
3.3.3.
Vrijspraken feiten 5 en 6
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder feiten 5 en 6 wordt verweten, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is, zoals de officier van justitie heeft gerekwireerd en de raadsman heeft bepleit, van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit blijkt dat verdachte bij de onder feit 5 verweten poging tot bedrijfsinbraak betrokken was. De enkele omstandigheid dat bij de aangifte een print is gevoegd van een voertuig op naam van verdachte is hiervoor onvoldoende.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het dossier weliswaar sterke aanwijzingen bevat dat verdachte bij de onder feit 6 verweten inbraak in een bestelauto betrokken was, maar dat het dossier overigens onvoldoende het wettig en overtuigend bewijs voor zijn betrokkenheid als (mede)pleger bevat. Uit het dossier blijkt dat twee verbalisanten een (zeer grote) gelijkenis zien tussen verdachte en één van de daders op de camerabeelden van de inbraak en verdachte, maar zij komen niet tot een herkenning vanwege de te grote afstand van de camera ten opzichte van deze dader. Omdat het hier gaat om meer algemeen waargenomen gelijkenissen wat betreft het postuur en de manier van bewegen en niet om herkenningen van verdachte, kent de rechtbank aan deze gelijkenissen geen zelfstandige betekenis toe voor de bewijslevering. Uit het dossier blijkt verder dat de [auto] op naam van verdachte is te zien op beelden van de inbraak. Echter, zoals hiervoor al is overwogen, is die enkele omstandigheid onvoldoende voor het bewijs dat verdachte bij de inbraak betrokken was.
3.3.4.
Nadere bewijsmotivering feiten 7 en 8
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder feiten 7 en 8 wordt verweten.
Uit de stukken over de onder feit 7 verweten poging tot bedrijfsinbraak blijkt dat de aangever camerabeelden van de poging tot inbraak heeft overhandigd, waarop twee daders zijn te zien, alsmede het voertuig waarin zij reden. Een verbalisant heeft één van de daders op de beelden herkend als verdachte. Deze herkenning is weliswaar summier en de verbalisant heeft niet benoemd aan de hand van welke specifieke (persoons)kenmerken hij verdachte herkent, maar de rechtbank zal de herkenning toch tot het bewijs gebruiken, mede omdat het – anders dan bij feit 6 – een duidelijke foto betreft. Het voertuig op de beelden betreft verder de [auto] op naam van verdachte, wat de herkenning ondersteunt. Verdachte heeft daarbij geen concrete, laat staan verifieerbare, verklaring gegeven over een eventuele andere gebruiker van zijn voertuig. De raadsman heeft bij pleidooi nog de vraag opgeworpen of verbalisanten wel de door de aangever verstrekte camerabeelden hebben bekeken en onderzocht en niet andere camerabeelden, aangezien de beschrijvingen van de daders door de aangever en één van de verbalisanten op details verschillen. De rechtbank ziet echter geen reden hieraan te twijfelen, mede gelet op het proces-verbaal op pagina 311 van het dossier. De rechtbank komt aldus tot bewezenverklaring van feit 7.
Uit de stukken over de onder feit 8 verweten bedrijfsinbraak blijkt dat twee verbalisanten de dader op de camerabeelden van de inbraak hebben herkend als verdachte. De verbalisanten hebben benoemd aan de hand van welke specifieke (persoons)kenmerken zij verdachte herkennen, en zij hebben deze herkenningen onafhankelijk van elkaar gedaan. De rechtbank komt mede op basis van deze herkenningen tot bewezenverklaring van feit 8. De enkele omstandigheid dat de dag- en tijdsaanduiding op de camerabeelden (februari 2019) enkele maanden achterloopt op de werkelijke tijd (juli 2019), maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank ziet namelijk geen reden te twijfelen aan de verklaring van de aangever hierover. Daarbij speelt een rol dat de kleding die verdachte op de camerabeelden draagt (korte broek en badslippers), past bij kleding die men in de zomer draagt en niet bij winterkleding.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4, 7 en 8 heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 subsidiair
hij op 9 juli 2019 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander, goederen, te weten een hogedrukspuit en een trilnaald en een stofzuiger en twee gereedschapkoffers en een compressor met slang en een afkortzaag , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 2
hij op 9 september 2018 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander, schroeftollen en een slijptol, die toebehoorden, aan [aangever 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 3hij op 18 juni 2019 te Edam, gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met anderen, een accuvlechtmachine en een waterstofzuiger en een sleuvenzaag en een stofzuiger en een breekhamer en een diamantboor en een compressor en drie koperen buizen en twintig messing doorlopen muurplaten en een thermostaat, die toebehoorden aan [aangever 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 4
hij op 18 juni 2019 te Edam, gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met anderen, uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 1], negen hengels en zes molens en een rodpod en tien hengelsteunen en twee beetmelders en drie opbergtassen voor hengels en een schepnet en een elektramotor, althans buitenboordmotor, en een opbergtas (met daarin onder andere een weegschaal, een hoofdlamp en een accu pomp) en een dieptemeter en een stofzuiger en een boorhamer en een freesmachine en een vlechtmachine en een waterstofzuiger en een w.c. pot en circa 20 kilogram koper en circa 20 kilogram messing, die toebehoorden aan [aangever 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 7
hij op 15 september 2018 te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 3] goederen, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [aangever 7], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 8
hij op 5 juli 2019 te Limmen, gemeente Castricum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een bouwlaser en een kruislaser en een muurfraser en een bouwstofzuiger merk Festool en een ijzeren sjabloon voor deurposten en diverse gereedschappen, die toebehoorden aan [aangever 8], heeft weggenomen uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 4], met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
medeplegen van schuldheling;
feiten 2, 3, 4 en 8
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 7
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, gelet op de ernst van de door haar bewezen geachte feiten, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ook heeft de officier van justitie gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging de persoon van verdachte te betrekken en gelet hierop, alsmede de bepleite vrijspraken, te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan vier bedrijfsinbraken, een poging daartoe en schuldheling. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betrokkenen en getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Daarnaast zijn dit feiten die naast angst- en onrustgevoelens ook financiële schade en hinder veroorzaken. Verdachte heeft kennelijk uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin. Dat is zeer ernstig.
Uit het strafblad van verdachte van 23 september 2019 blijkt dat verdachte eerder veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder (pogingen tot) bedrijfsinbraken. Gelet op het aantal vermogensdelicten waarvoor verdachte in het verleden is veroordeeld, moet hij als een recidivist worden aangemerkt en is zelfs sprake van veelvuldige recidive. De rechtbank betrekt dit in strafverzwarende zin bij de straftoemeting. Verdachte heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven verantwoordelijkheid te willen nemen en zijn leven te willen beteren.
Bij de keuze voor de aan verdachte op te leggen straf en het bepalen van de hoogte en aard daarvan houdt de rechtbank rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt zij aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze oriëntatiepunten noemen voor een bedrijfsinbraak in het geval van veelvuldige recidive, als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
Gelet op het aantal bewezen verklaarde feiten en de ernst daarvan, alsmede de genoemde strafverzwarende omstandigheid, is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van geen andere straf gerechtvaardigd dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen reden voor strafmatiging of oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. GGZ Fivoor reclassering heeft in haar advies van 13 februari 2020 ook geadviseerd tot oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, op zijn plaats is. De rechtbank ziet daarnaast, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, aanleiding het eerder geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.

7.Vorderingen benadeelde partij

7.1.
Vordering van [aangever 1] (feit 1)
De benadeelde partij [aangever 1] heeft tegen verdachte een vordering ingediend tot betaling van € 1.700,- schadevergoeding, wegens materiële en immateriële schade die de benadeelde partij als gevolg van feit 1 primair, dan wel subsidiair, zou hebben geleden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wordt vrijgesproken van wat hem onder feit 1 primair wordt verweten. De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gestelde schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de subsidiair bewezen verklaarde schuldheling. De benadeelde partij kan daarom niet in de vordering worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
7.2.
Vorderingen van [aangever 4] (feit 4) en [aangever 8] (feit 8)
De benadeelde partijen [aangever 4] en [aangever 8] hebben ieder tegen verdachte een vordering ingediend tot betaling van schadevergoeding, namelijk € 3.300,- respectievelijk € 12.500,-, wegens materiële schade die zij als gevolg van feit 4 respectievelijk feit 8 zouden hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen de door hen gestelde schadeposten onvoldoende met stukken hebben onderbouwd ook na daartoe per brief te zijn verzocht. De benadeelde partijen kunnen daarom niet de vorderingen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De wetsartikelen die van toepassing zijn, zijn de artikelen 45, 47, 57, 63, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feiten 1 primair, 5 en 6 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4, 7 en 8 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4, 7 en 8 de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partijen [aangever 1], [aangever 4] en [aangever 8] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het al geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. I.S. Burggraaff, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2020.