ECLI:NL:RBNHO:2020:4972

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
HAA 19/4538
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing proceskostenvergoeding na intrekking beroep bestuursrecht

Op 9 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.E.E. Vollebregt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 26 juni 2019, waarin haar werd meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor een vergoeding van reiskosten voor woon-werkverkeer. Het bezwaar werd op 2 september 2019 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de procedure werd het bezwaar alsnog gegrond verklaard op 23 maart 2020, waardoor eiseres recht kreeg op een kilometervergoeding voor vervoer naar en van haar werk.

Eiseres trok haar beroep in op 8 mei 2020, maar verzocht tegelijkertijd om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. De rechtbank stelde verweerder in de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen, maar verweerder heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, omdat partijen niet om een zitting vroegen over het verzoek om proceskosten.

De rechtbank overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht, eiseres recht had op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de kosten begroot op € 525,- en heeft tevens bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,- door verweerder vergoed dient te worden. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het bezwaar is gericht tegen het besluit van 26 juni 2019 waarin verweerder eiseres liet weten dat zij niet in aanmerking komt voor de voorziening vergoeding reiskosten woon/werk verkeer.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 14 februari 2020 heeft verweerder aangegeven dat de beroepsgronden zijn voorgelegd aan de verzekeringsarts B&B. Naar aanleiding van de beroepsgronden en de ingebrachte informatie van de specialist, is de verzekeringsarts B&B van mening dat er redenen zijn af te wijken van het eerdere oordeel. Dat betekent dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar zal nemen.
Bij besluit van 23 maart 2020 is het bezwaar tegen de beslissing van 26 juni 2019 alsnog gegrond verklaard. Eiseres heeft, zolang zij bij haar huidige werkgever in dienst is, recht op een kilometervergoeding van vervoer naar en van werk, in haar eigen auto.
Eiseres heeft bij brief van 24 december 2018 verzocht om de beroepszaak aan te houden totdat de gevoegde behandeling in hoger beroep geheel is afgehandeld.
Eiseres heeft bij brief van 8 mei 2020 het beroep ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiseres verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft verweerder bij brief van 14 mei 2020 in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft gereageerd maar geen verweer gevoerd.
Nu partijen niet hebben aangegeven om over het verzoek om proceskosten op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiseres en dat eiseres tegelijk met de intrekking van het beroep heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toewijzen.
5. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 525,- (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
6. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde
griffierecht van € 47,- te worden vergoed door verweerder.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.