Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bakkerij [naam] ,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de besloten vennootschap Havelaar Verpakkingen B.V. een vordering ingesteld tegen Bakkerij [naam], die voorheen een bakkerij exploiteerde. De partijen hadden op 4 december 2007 een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] zich verplichtte om gedurende 60 maanden verpakkingsmaterialen bij Havelaar te bestellen voor een minimum bedrag van € 15.000,00 per jaar. Na afloop van deze termijn bleef [gedaagde] bestellingen plaatsen, maar stopte per 1 januari 2019 met de exploitatie van zijn bakkerij en de onderneming werd aan een derde overgedragen. Havelaar heeft [gedaagde] op 14 maart 2019 een factuur gestuurd van € 11.664,35, maar deze is niet betaald.
Havelaar vorderde in de procedure betaling van een totaalbedrag van € 14.060,81, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde] verweerde zich door te stellen dat hij na de afloop van de overeenkomst slechts betaling verschuldigd was voor daadwerkelijk bestelde en geleverde producten. De kantonrechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat er na de oorspronkelijke overeenkomst aanvullende afspraken zijn gemaakt die [gedaagde] verplichtten om door te gaan met bestellen. De rechter concludeerde dat [gedaagde] geen betaling verschuldigd was voor de in rekening gebrachte producten, omdat deze niet besteld waren. De vordering van Havelaar werd afgewezen en Havelaar werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.