ECLI:NL:RBNHO:2020:4955

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
8206792 \ CV EXPL 19-9317
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van niet bestelde verpakkingsmaterialen na afloop van een overeenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Havelaar Verpakkingen B.V. een vordering ingesteld tegen Bakkerij [naam], die voorheen een bakkerij exploiteerde. De partijen hadden op 4 december 2007 een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] zich verplichtte om gedurende 60 maanden verpakkingsmaterialen bij Havelaar te bestellen voor een minimum bedrag van € 15.000,00 per jaar. Na afloop van deze termijn bleef [gedaagde] bestellingen plaatsen, maar stopte per 1 januari 2019 met de exploitatie van zijn bakkerij en de onderneming werd aan een derde overgedragen. Havelaar heeft [gedaagde] op 14 maart 2019 een factuur gestuurd van € 11.664,35, maar deze is niet betaald.

Havelaar vorderde in de procedure betaling van een totaalbedrag van € 14.060,81, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde] verweerde zich door te stellen dat hij na de afloop van de overeenkomst slechts betaling verschuldigd was voor daadwerkelijk bestelde en geleverde producten. De kantonrechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat er na de oorspronkelijke overeenkomst aanvullende afspraken zijn gemaakt die [gedaagde] verplichtten om door te gaan met bestellen. De rechter concludeerde dat [gedaagde] geen betaling verschuldigd was voor de in rekening gebrachte producten, omdat deze niet besteld waren. De vordering van Havelaar werd afgewezen en Havelaar werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8206792 \ CV EXPL 19-9317 WD
Uitspraakdatum: 15 juli 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Havelaar Verpakkingen B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
verder te noemen: Havelaar,
gemachtigde: BVCM Collections B.V.,
tegen
[gedaagde] ,voorheen handelend onder de naam
Bakkerij [naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. Tophoff.

1.Het procesverloop

1.1.
Havelaar heeft bij dagvaarding van 26 november 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Bij tussenvonnis van 12 februari 2020 heeft de kantonrechter bepaald dat een comparitie van partijen zal worden gehouden. In verband met de coronacrisis heeft deze comparitie geen doorgang gevonden.
1.3.
Havelaar heeft vervolgens schriftelijk op het antwoord van [gedaagde] gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Havelaar voert een onderneming die zich toelegt op de handel in verpakkingsmateriaal en aan- en soortverwante artikelen. [gedaagde] heeft tot 1 januari 2019 een bakkerij geëxploiteerd.
2.2.
Partijen hebben op 4 december 2007 een overeenkomst gesloten onder de noemer “Clichékosten contract”. Middels deze overeenkomst heeft [gedaagde] zich verbonden om voor een periode van 60 maanden, ingaande december 2007, verpakkingsmaterialen bij Havelaar te bestellen voor een waarde van minimaal € 15.000,00 per jaar.
2.3.
Na het verstrijken van deze termijn is [gedaagde] doorgegaan met het plaatsen van bestellingen bij Havelaar.
2.4.
[gedaagde] is per 1 januari 2019 gestopt met de exploitatie van zijn bakkersbedrijf en heeft per die datum de onderneming aan een derde overgedragen.
2.5.
Op 14 maart 2019 heeft Havelaar bij [gedaagde] een bedrag van € 11.664,35 in rekening gebracht door middel van een factuur. [gedaagde] heeft dit factuurbedrag niet betaald.

3.De vordering

3.1.
Havelaar vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 14.060,81, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Havelaar voert daartoe, kort gezegd, als volgt aan. Na afloop van de tussen partijen overeengekomen contractperiode, is [gedaagde] blijven doorgaan met bestellen. Partijen hebben aanvullende afspraken gemaakt en de overeenkomst is door blijven lopen. Om [gedaagde] te allen tijde op afroep te kunnen leveren, heeft Havelaar altijd een bepaalde voorraad klant specifieke producten voor [gedaagde] in voorraad gehouden. Niet eerder dan 19 november 2018 heeft Havelaar vernomen dat [gedaagde] geen prijs meer stelde op verdere leveranties. Havelaar blijft hierdoor zitten met een voorraad specifiek voor [gedaagde] geproduceerde producten, die niet aan derden kunnen worden verkocht. Ondanks dat [gedaagde] geen prijs op levering heeft gesteld en levering daardoor achterwege is gebleven, is [gedaagde] op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst betaling hiervoor verschuldigd. Om die reden heeft Havelaar [gedaagde] het bedrag van € 11.664,35 in rekening gebracht. [gedaagde] weigert ten onrechte tot betaling over te gaan en dient dit alsnog te doen. Vanwege de wanbetaling is [gedaagde] daarnaast gehouden om aan Havelaar te vergoeden de buitengerechtelijke kosten van € 1.749,65 en de verschuldigde rente die berekend tot 26 november 2019 € 646,81 bedraagt.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] verweert zich op, kort gezegd, de navolgende gronden. Na afloop van de in december 2007 overeengekomen duur, is [gedaagde] slechts betaling verschuldigd voor producten die hij heeft besteld en geleverd heeft gekregen. Het stond [gedaagde] vrij om zijn bestellingen te staken. Nu [gedaagde] de op 14 maart 2019 in rekening gebrachte producten niet heeft besteld en deze evenmin zijn geleverd, is hij hiervoor geen betaling verschuldigd.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat partijen in december 2007 een overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan [gedaagde] gedurende een bepaalde periode gehouden was om voor een minimum bedrag verpakkingsmateriaal bij Havelaar te bestellen. Ook staat vast dat deze periode medio december 2012 is verstreken.
5.2.
Niet is komen vast te staan dat partijen een verlenging van genoemde termijn zijn overeengekomen. Havelaar heeft weliswaar gesteld dat na ommekomst van de bepaalde termijn aanvullende afspraken zijn gemaakt tussen partijen en de overeenkomst is doorgelopen, maar [gedaagde] heeft dit betwist en Havelaar heeft verzuimd deze vage stelling nader te concretiseren.
5.3.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] na december 2012 niet zonder meer aan het overeengekomen bestelminimum is gebonden en in beginsel slechts gehouden is te betalen voor verpakkingsmateriaal dat hij daadwerkelijk heeft besteld en geleverd heeft gekregen. Het enkele feit dat Havelaar ten behoeve van [gedaagde] een bepaalde voorraad verpakkingsmateriaal heeft aangehouden die ongeschikt is om aan derden te verkopen, brengt niet mee dat [gedaagde] hiervoor enige vergoeding aan Havelaar verschuldigd is. Ook niet nu Havelaar als gevolg van de staking van de onderneming van [gedaagde] met een voorraad onverkoopbaar verpakkingsmateriaal blijft zitten. Deze omstandigheid komt voor risico van Havelaar. Te meer nu Havelaar niet heeft betwist dat [gedaagde] al in augustus 2018 aan een medewerker van Havelaar ( [naam medewerker] ) heeft meegedeeld dat de onderlinge relatie tussen partijen zou eindigen door de beëindiging van de onderneming van [gedaagde] , maar, naar is gebleken, deze medewerker deze informatie pas medio december 2018 intern binnen de onderneming van Havelaar heeft gecommuniceerd.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] geen betaling van het gevorderde verschuldigd is, omdat hij het in rekening gebrachte verpakkingsmateriaal niet heeft besteld. De vordering ligt voor afwijzing gereed.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van Havelaar, omdat zij ongelijk krijgt. De nakosten waar [gedaagde] aanspraak op maakt zijn toewijsbaar als na te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Havelaar tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 720,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
6.3.
veroordeelt Havelaar in de nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten worden gemaakt, met een maximum van € 120,00;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter