ECLI:NL:RBNHO:2020:4952

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3774
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten op grond van de Participatiewet

Op 9 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen. De eiser had op 17 april 2019 bijzondere bijstand aangevraagd voor tandheelkundige hulp ter waarde van € 229,-. Het college heeft deze aanvraag op 29 mei 2019 afgewezen, en het bezwaar van de eiser werd op 30 juli 2019 ongegrond verklaard. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht heeft gesteld dat er een voorliggende voorziening is, namelijk de Zorgverzekeringswet (Zvw), die de kosten van de tandheelkundige hulp dekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat er sprake was van dringende redenen die een afwijking van de regels van de Participatiewet rechtvaardigden. De eiser stelde dat zijn situatie levensbedreigend was en dat hij onder behandeling was bij de GGZ, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om bijzondere bijstand toe te kennen.

Daarnaast heeft de rechtbank de klachten van de eiser over schending van zijn privacy niet in de beroepsprocedure behandeld, omdat deze in een aparte klachtenprocedure bij de gemeente aanhangig gemaakt moesten worden. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, in aanwezigheid van griffier I.M. Wijnker-Duiven, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3774

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J. Perton),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ten behoeve van tandheelkundige kosten afgewezen.
Bij besluit van 30 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek heden gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 17 april 2019 bijzondere bijstand aangevraagd voor tandheelkundige hulp tot een bedrag van € 229,-. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen, dat na bezwaar, onder verwijzing van het advies van de ambtelijke hoorcommissie, is gehandhaafd.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser geen recht heeft op bijzondere bijstand, omdat er een voorliggende voorziening is voor het dekken van de tandheelkundige kosten. Volgens verweerder is geen sprake van dringende redenen op grond waarvan alsnog bijzondere bijstand moet worden toegekend.
3. Eiser stelt dat sprake is van dringende redenen op grond waarvan verweerder de bijzondere bijstand had moeten toekennen. Er was sprake van een zeer acute noodsituatie en de behoeftige omstandigheden waarin eiser verkeerde waren op geen enkele andere wijze te verhelpen. De situatie van eiser was van levensbedreigende aard en had blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kunnen hebben. Volgens eiser is aan de zijde van verweerder sprake geweest van vooringenomenheid. Verweerder is bij de beoordeling ten onrechte voorbijgegaan aan de individuele omstandigheden van eiser (eiser is verslaafd en al geruim tijd onder behandeling bij de GGZ) en heeft hierover geen informatie opgevraagd. Tot slot stelt eiser dat sprake is geweest van ernstige schending van zijn privacy nu verweerder informatie bij zijn tandarts heeft opgevraagd, zonder daarvoor door eiser te zijn gemachtigd.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor de kosten van de tandheelkundige hulp van eiser de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening dient te worden beschouwd. Op grond van artikel 15, eerste lid, PW heeft eiser dan geen recht op bijstand (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:640).
4.2
Artikel 16, eerste lid, van de PW biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de PW, de gevraagde bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Blijkens de Memorie van Toelichting op deze bepaling dient in een dergelijk geval vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. De rechtbank kan verweerder volgen dat in het geval van eiser van een dergelijke situatie niet kan worden gesproken. De behandeling was weliswaar acuut nodig, maar eiser heeft niet aangetoond dat door uitstel van de behandeling een levensbedreigende situatie zou ontstaan. Ook heeft eiser niet aangetoond dat ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit het gevolg zou zijn van het niet verlenen van bijzondere bijstand. Verder maakt de omstandigheid dat eiser verslaafd is en onder behandeling staat bij het GGZ niet dat sprake is van zeer dringende redenen. Gelet hierop kwam verweerder niet de bevoegdheid toe om eiser bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten.
4.3
De rechtbank overweegt dat eiser zijn klachten met betrekking tot de schending van de privacy in een klachtenprocedure bij de gemeente aanhangig dient te maken. Hierover kan in de onderhavige beroepsprocedure geen oordeel worden gegeven. De rechtbank merkt op dat verweerder de informatie die de tandarts heeft verstrekt niet bij de beoordeling heeft betrokken, omdat deze onrechtmatig is verkregen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2020 door mr. L.M. Kos, rechter, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.