ECLI:NL:RBNHO:2020:4908

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
7924612 / CV EXPL 19-10456
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door dronken passagier op voorgaande vlucht

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens vertraging van hun vlucht HV6216 van Tenerife naar Eindhoven op 1 januari 2019. De vertraging was het gevolg van een incident op de voorgaande vlucht HV6215, waarbij een dronken passagier voor ernstige overlast zorgde, wat leidde tot een ongeplande tussenlanding in Faro, Portugal. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging van vluchten. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die niet door hen konden worden voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat Transavia voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk het vliegveiligheidsprobleem veroorzaakt door de dronken passagier. De rechter concludeerde dat Transavia alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de vordering van de passagiers daarom werd afgewezen. De passagiers werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7924612 / CV EXPL 19-10456
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]
2.
[passagier sub 1], wonende te [woonplaats] en
[erfgenaam], wonende te [woonplaats] , in hun hoedanigheid als erfgenamen van wijlen
[passagier sub 2]
laatstelijk wonende te [woonplaats]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: ARAG SE
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 juli 2019 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers diende te vervoeren van Tenerife, Spanje naar Eindhoven op 1 januari 2019 met vluchtnummer HV6216, hierna: de vlucht.
2.2.
De voorgaande vlucht HV6215 van Eindhoven naar Tenerife heeft vertraging opgelopen, waardoor de navolgende vlucht HV6216 is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Transavia, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening. Vlucht HV6216 heeft vertraging opgelopen als gevolg van een onverwachts vliegveiligheidsprobleem op de voorgaande vlucht HV6215 op 1 januari 2019. Tijdens de uitvoering van vlucht HV6215 was een passagier aan boord dronken, zeer agressief en zorgde hij voor veel overlast. De situatie liep dusdanig uit de hand dat de passagier in kwestie aan zijn stoel vastgebonden moest worden. De gezagvoerder van vlucht HV6215 zag zich genoodzaakt om een ongeplande tussenlanding op Faro, Portugal te maken om de passagier van boord te verwijderen. De bemanning heeft na afloop van het incident aangegeven zeer aangeslagen te zijn en niet meer in staat te zijn om de navolgende terugvlucht HV6216 uit te voeren. Dit is een afweging die de bemanning met het oog op de vliegveiligheid verplicht moet maken voor aanvang van de vlucht. Transavia heeft een vervangende crew ingevlogen die vlucht HV2616 op 2 januari 2019 heeft uitgevoerd. De passagiers zijn op 2 januari 2019 om 16:55 uur lokale tijd in Eindhoven aangekomen.
4.2.
Transavia voert aan dat een dergelijk acuut vliegveiligheidsprobleem niet door haar kan worden voorkomen. Zowel het incident zelf als de gevolgen daarvan zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van Transavia. Deze buitengewone omstandigheid heeft directe gevolgen gehad voor de direct navolgende vlucht HV6216. Van Transavia kan niet worden verwacht dat zij op een buitenstation een extra bemanning stand-by heeft staan om de navolgende vlucht uit te voeren. Nu Transavia op de eerst beschikbare vlucht een nieuwe bemanning heeft ingevlogen om vlucht HV6216 uit te voeren, heeft zij al het redelijkerwijs mogelijke gedaan om de ontstane vertraging zo beperkt mogelijk te houden.
4.3.
Tevens betwist Transavia buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming. Gelet daarop is Transavia gehouden de passagiers te compenseren, tenzij Transavia ingevolge artikel 5, lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
Transavia heeft aangevoerd dat op de direct voorgaande vlucht HV6215 sprake was van een vliegveiligheidsprobleem, te weten een dronken passagier die veel overlast veroorzaakte. Transavia heeft daartoe meerdere nieuwsberichten overgelegd en verwijst naar een video-opname van het incident die online bekeken kan worden. Transavia heeft tevens het “GSC Report” van vlucht HV6215 overgelegd waaruit volgt wat zich aan boord van het toestel heeft afgespeeld en dat het toestel noodgedwongen een tussenlanding heeft moeten maken: “
will div to FAO for an aggresive intoxicated pap”. Ook uit het door Transavia overgelegde “OCC Management Report” blijkt de aanwezigheid van de dronken passagier en de tussenlanding als gevolg daarvan: “
Intermediate landing at FAO due to unruly pap (intoxicated and aggressive)”. De kantonrechter overweegt dat Transavia met de door haar overgelegde stukken en haar toelichting daarop voldoende heeft onderbouwd dat tijdens de uitvoering van vlucht HV6215 sprake was van een dronken passagier die overlast veroorzaakte en dat het toestel genoodzaakt was om een tussenlanding te maken om deze passagier van boord te halen.
5.4.
De passagiers stellen dat Transavia de vertraging van vlucht HV6215 had kunnen voorkomen door de dronken passagier niet aan boord te laten gaan. Transavia had deze omstandigheid kunnen voorkomen met een uitgebreide controle ruim voor de aangegeven vertrektijd, aldus de passagiers. Anders dan te stellen dat het dronkenschap van de betreffende passagier op het moment van boarden reeds zichtbaar was, hebben de passagiers hun stelling niet gemotiveerd. De kantonrechter volgt de passagiers hierin dan ook niet. Transavia heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de passagier tijdens het boarden niet geïdentificeerd kon worden als een dronken passagier. De kantonrechter oordeelt dat de noodzaak tot het uitzetten van dronken passagiers een van buiten komende oorzaak betreft waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Er is derhalve geen sprake van een gebeurtenis die inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Gelet op bovenstaande vormt dit een buitengewone omstandigheid die niet door Transavia had kunnen worden voorkomen. Als gevolg van voornoemde buitengewone omstandigheid voelde de bemanning van vlucht HV6215 zich niet fit genoeg om de daarop volgende vlucht HV6216 (de vlucht in kwestie) uit te voeren. De kantonrechter overweegt dat de buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht HV6215, doorwerken naar vlucht HV6216.
5.5.
De vraag of Transavia alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dient bevestigend te worden beantwoord. Transavia heeft een vervangende crew geregeld die de terugvlucht HV6216 zou uitvoeren. De passagiers hebben gesteld dat Transavia een huurtoestel had moeten regelen om vlucht HV6216 uit te voeren. De kantonrechter volgt de passagiers hierin niet. Uit het oogpunt van aanvaardbare economische voorwaarden kan dit niet van Transavia worden gevergd.
5.6.
De vordering van de passagiers zal worden afgewezen, de overige verweren van Transavia behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. .
5.8.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover Transavia daadwerkelijk nakosten zal maken;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter