ECLI:NL:RBNHO:2020:4894

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3141
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in verband met afwijzing verzoek om tijdelijke urgentieverklaring wegens gebreken aan huurwoning

Op 3 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, woonachtig met haar drie jonge kinderen in een huurwoning, een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van haar aanvraag voor een tijdelijke urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De aanvraag was afgewezen op 14 mei 2020, waarna verzoekster bezwaar maakte en de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige maatregel. Verzoekster stelde dat haar woning door groot achterstallig onderhoud niet langer leefbaar was, met vochtproblemen en schimmel als gevolg. Ondanks herhaalde reparatieverzoeken aan de woningbouwvereniging, werd er geen actie ondernomen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van een onhoudbare situatie die een spoedeisend belang rechtvaardigde voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat er al werkzaamheden waren verricht en dat er nog verdere reparaties in het verschiet lagen, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen de uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3141

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een tijdelijke urgentieverklaring afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
2.1
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid een belangrijke rol. Omdat bij verweerder bezwaar tegen het primaire besluit aanhangig is, dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening noodzakelijk maakt in afwachting van een beslissing op dat bezwaar inhoudende dat verzoekster wordt behandeld als ware haar (tijdelijke) urgentie verleend.
2.2
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij samen met haar drie jonge kinderen woonachtig is in een huurwoning van woningbouwvereniging [# 1] op het adres [locatie] te [woonplaats] . De woning is door groot achterstallig onderhoud niet langer leefbaar. Zij heeft sinds augustus 2018 veelvuldig reparatieverzoeken ingediend bij [# 1] , waar niets mee wordt gedaan. De woning is vochtig, waardoor er steeds schimmel ontstaat in de woning. Ondanks dat er reeds 11 keer iemand heeft gekeken naar het ventilatierooster en het ventilatiesysteem, keert de schimmel steeds terug. Ook is inmiddels gebleken dat onderhoud nodig is aan de riolering in verband met asbest. Als gevolg daarvan ligt er nu een groot gat voor de woning. De situatie is niet bevorderlijk voor de gezondheid en veiligheid van verzoekster en haar minderjarige kinderen en levert ook psychische klachten op voor verzoekster. De baby van 3 maanden oud heeft continue verkoudheidsklachten.
2.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een zodanig onhoudbare situatie dat een beslissing op het door verzoekster gemaakt bezwaar niet kan worden afgewacht. Uit de zich in het dossier bevindende stukken maakt de voorzieningenrechter op dat - ondanks dat de woning op de nominatielijst staat om te zijner tijd te worden gesloopt - thans diverse onderzoeken worden verricht in opdracht van [# 1] . Op 25 februari 2020 heeft een medewerker van [# 1] samen met een medewerker van [# 2] een bezoek gebracht aan de woning van verzoekster en zijn er diverse afspraken gemaakt voor het uitvoeren van inspecties aan onderdelen van de woning, waaronder de kopgevel, de badkamer, het riool en de zolder. Nadat daarover onderzoeksrapporten zijn uitgebracht, zal [# 1] verzoekster op de hoogte brengen van eventuele te nemen maatregelen in de woning. Naar verwachting - zo stelt [# 1] in een email van 3 maart 2020 aan de gemachtigde van verzoekster - zal verzoekster hierover medio mei bericht ontvangen. Uit het bestreden besluit blijkt dat er reeds werkzaamheden zijn verricht en dat [# 1] heeft toegezegd nog andere reparaties te zullen uitvoeren. Als gevolg van het coronavirus heeft dit weliswaar enige vertraging opgelopen, maar dat neemt niet weg dat reeds een begin is gemaakt met het herstellen van gebreken en dat er nog reparaties in het verschiet liggen.
De voorzieningenrechter ziet, mede omdat aan verbetering van de woonsituatie wordt gewerkt, in de gestelde verslechtering van de fysieke dan wel psychische toestand van verzoekster en haar kinderen geen aanleiding spoedeisend belang aan te nemen.
2.4
De conclusie is dan ook dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier
.Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.