ECLI:NL:RBNHO:2020:4892
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen bermmonument en de afwezigheid van publiekrechtelijke grondslag voor verwijdering
In deze zaak heeft eiseres op 28 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen het in stand laten van een bermmonument tegenover een specifieke locatie in haar woonplaats. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland heeft op 26 augustus 2019 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en heeft de zaak gesloten.
Het bermmonument betreft een gedenkteken dat in 1998 of 1999 is geplaatst voor een verkeersslachtoffer. Eiseres verzocht om verwijdering van het gedenkteken, maar verweerder stelde dat er geen publiekrechtelijke basis was voor deze verwijdering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was, omdat het niet gericht was tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen publiekrechtelijke grondslag was voor de plaatsing of verwijdering van het gedenkteken.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Verweerder had het verzoek van eiseres ook als een verzoek om handhaving aangemerkt, maar ook in dat geval ontbrak een publiekrechtelijke basis voor de gevraagde verwijdering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de door verweerder voorgestelde wijzigingen aan het gedenkteken een acceptabele situatie hebben gecreëerd, ondanks de bezwaren van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, op 6 juli 2020, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.