ECLI:NL:RBNHO:2020:4833

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
7634394 \ CV FORM 19-3716
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en schadevergoeding bij langdurige vertraging van een vlucht door luchtverkeersleiding

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen luchtvaartmaatschappij Air France wegens compensatie en schadevergoeding na een langdurige vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Air France voor een vlucht van Amsterdam naar Mauritius via Parijs op 19 juni 2017. Door een vertraging van de voorafgaande vlucht misten zij hun aansluitende vlucht naar Mauritius, wat resulteerde in een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.559,05, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten.

Air France betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Air France niet kon aantonen dat de vertraging was ontstaan door omstandigheden die buiten haar invloed lagen. De rechter concludeerde dat de passagiers recht hadden op compensatie, maar wees de vordering tot schadevergoeding voor de gemiste hotelovernachting en autohuur af, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd van de gemaakte kosten. De proceskosten werden toegewezen aan Air France, aangezien de passagiers ongelijk kregen in hun verzoek.

De kantonrechter heeft de vordering tot compensatie afgewezen en de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Air France. Deze beschikking is definitief, aangezien er geen hoger beroep mogelijk is tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7634394 \ CV FORM 19-3716
Uitspraakdatum: 17 juni 2020
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2.
[passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: D. Meeuwissen (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
SociétéAir France S.A.
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: Air France
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 25 maart 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 28 juni 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van de passagiers, ingekomen ter griffie op 11 september 2019;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van Air France, ingekomen ter griffie op 14 november 2019.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Air France een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Air France de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Charles de Gaulle Airport te Parijs naar SSR International Airport, Mauritius op 19 juni 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Parijs met vluchtnummer AF1641 is met vertraging uitgevoerd waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar Mauritius hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie en vergoeding van de schade van Air France verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Air France heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Air France te veroordelen tot betaling van:
- € 1.559,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Air France vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00. Daarnaast vorderen de passagiers op grond van artikel 5 lid 1 onder b juncto artikel 9 lid 1 onder b en c van de Verordening en artikel 19 van het Verdrag van Montreal de kosten voor één gemiste hotelovernachting en één dag autohuur ter hoogte van € 359,05. Voorts maken de passagiers aanspraak op betaling door Air France van de wettelijke rente.
3.4.
Air France betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Air France is dus gehouden de passagiers te compenseren, tenzij Air France kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden
4.3.
In overweging 14 en 15 van de considerans van de Verordening is – voor zover relevant – vermeld dat er wordt geacht sprake te zijn van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen.
4.4.
Air France voert aan dat vlucht AF1641 onderdeel is van de rotatie Amsterdam – Parijs – Amsterdam (vluchtnummers: AF1640/1641). Voorafgaand aan deze rotatie diende het toestel (met registratie F-GTAK, hierna: het toestel) ook al een rotatie Amsterdam – Parijs – Amsterdam (vluchtnummers: AF1240/1241) uit te voeren. Als productie 1 bij antwoord legt Air France een screenshot over van het Operations Control Center van Air France. Air France voert aan dat vlucht AF1240 met een vertraging van 16 minuten is vertrokken vanuit Parijs vanwege code 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY). Vlucht AF1241 is met een vertraging van 32 minuten aangevangen vanwege code 87 (
AIRPORT FACILITIES) en is om 11.22 uur UTC (13.22 uur lokale tijd) aangekomen in Parijs. Vlucht AF1640 stond gepland te vertrekken om 11.40 uur UTC (13.40 uur lokale tijd). Het toestel kreeg een TSAT voor vertrek om 12.51 uur UTC (14.51 uur lokale tijd). Air France licht toe dat met een TSAT de luchtverkeersleiding aangeeft wanneer de pushback clearance zal worden gegeven. Geen enkel toestel mag vertrekken of een vlucht vervolgen zonder dat de bemanning daartoe toestemming heeft verkregen van de lokale luchtverkeersleiding. Het toestel kreeg om 12.53 uur UTC (14.53 uur lokale tijd) een tweede TSAT. Vlucht AF1640 is als gevolg hiervan met een vertraging van 73 minuten aangevangen (code 81). De vlucht in kwestie liep een verdere vertraging van 10 minuten op als gevolg van code 89 (
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS). De onderhavige vlucht (AF1641) is uiteindelijk met een vertraging van 1 uur en 9 minuten uitgevoerd als gevolg van beslissingen van de luchtverkeersleiding vanwege beperkte capaciteit op de luchthaven Amsterdam-Schiphol, aldus Air France. Air France meent dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in paragraaf 15 van de Considerans van de Verordening, namelijk een besluit van het luchtverkeersbeheer (TSAT/klaring) voor een specifiek vliegtuig (F-GTAK) op een specifieke dag (19 juni 2017) die een langdurige vertraging (1 uur en 9 minuten) heeft veroorzaakt. De vertraging is veroorzaakt door omstandigheden die vanwege hun aard of oorsprong niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van Air France, en waarop zij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen, aldus Air France.
4.5.
De passagiers betwisten dat er sprake is van buitengewone omstandigheden. Air France heeft onvoldoende bewijsmiddelen overgelegd dat de restricties door de luchtverkeersleiding waren uitgegeven specifiek voor vlucht AF1641. De passagiers menen dat Air France haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd en daarnaast op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat alle vier de vluchten door hetzelfde toestel werden uitgevoerd. Voorts is geen sprake van een langdurige vertraging als bedoeld in punt 15 van de Considerans van de Verordening. De langdurige vertraging is ontstaan door het missen van de aansluitende vlucht naar Mauritius, aldus de passagiers.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de Considerans van de Verordening, een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Air France heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat de rotatievluchten AF1240/1241 en AF1640/1641 werden uitgevoerd door het toestel F-GTAK. Dit blijkt immers uit de screenshot van het Operations Control Center van Air France (productie 1 bij antwoord). Voorts is het de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat het toestel zowel tijdens de voorafgaande vluchten als de vlucht in kwestie als gevolg van meerdere beslissingen van de luchtverkeersleiding geconfronteerd werd met een steeds verder oplopende vertraging. De kantonrechter is van oordeel dat buitengewone omstandigheden die zich op de voorgaande vlucht(en) hebben voorgedaan, in beginsel kunnen doorwerken op de vlucht in kwestie. Vast staat dat vlucht AF1641 met een vertraging van 1 uur en 9 minuten is aangekomen in Parijs als gevolg van besluiten van de luchtverkeersleiding. De passagiers hebben daardoor hun aansluitende vlucht naar Mauritius gemist, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een vertraging op de eindbestemming van meer dan drie uur. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook sprake van een langdurige vertraging in de zin van artikel 15 van de Considerans van de Verordening.
4.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of Air France de vertraging die door de buitengewone omstandigheden is ontstaan kon beperken dan wel voorkomen door het treffen van redelijke maatregelen. Air France voert aan dat zij alles in het werk heeft gesteld om de vlucht(en) zo spoedig mogelijk uit te voeren. De passagiers hebben desondanks hun aansluitende vlucht naar Mauritius gemist. Onbetwist en daarmee vast staat dat Air France de passagiers naar het eerst mogelijke alternatief heeft omgeboekt. De passagiers stellen dat dit niet afdoende was om de vertraging te beperken en derhalve niet kan worden aangenomen dat Air France voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken dan wel te voorkomen. De kantonrechter kan deze stelling van de passagiers niet volgen. Niet valt in te zien wat Air France anders of meer had kunnen doen om de vertraging te beperken dan wel te voorkomen. Gelet op het voorgaande zal de vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening worden afgewezen.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag van € 359,05 gevorderd op grond van artikel 5 lid 1 onder b jo. artikel 9 lid 1 onder a en c van de Verordening en artikel 19 van het Verdrag van Montreal vanwege een gemiste hotelovernachting en een gemiste dag autohuur. De kantonrechter begrijpt dat de passagiers schade vorderen vanwege gederfd reisgenot. Air France betwist de schade aangezien de passagiers geen definitieve boeking van het hotel en de autohuur, definitieve prijs en betalingsbewijs in het geding hebben gebracht. Voorts voert Air France aan dat de factuur van de huurauto op naam van een onbekende persoon staat en dat de passagiers geen informatie over eventueel kosteloos annuleren in het geding hebben gebracht. De kantonrechter overweegt dat het gelet op de betwisting van Air France op de weg van de passagiers had gelegen te onderbouwen dat zij daadwerkelijk het bedrag zoals weergeven op de reserveringsbevestiging voor de accommodatie hebben voldaan en dat zij niet - gedeeltelijk - kosteloos konden annuleren. Ten aanzien van de huurauto overweegt de kantonrechter dat de factuur op naam van passagier sub 2 staat en dat uit de factuur blijkt dat deze is voldaan. De passagiers hebben echter ook ten aanzien van de huurauto nagelaten te stellen dat zij niet -gedeeltelijk- kosteloos konden annuleren. Niet uitgesloten is dat de verhuurder dan wel de accommodatie reeds een bedrag heeft gerestitueerd. Dit deel van de vordering wordt dan ook eveneens afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen. De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Air France tot en met vandaag worden begroot op € 360,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Air France worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart deze beschikking, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open