ECLI:NL:RBNHO:2020:4825

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
7858336 \ CV EXPL 19-8964
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie vordering passagiers voor vertraging van vlucht zonder boekingsbevestiging

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, waarbij zij compensatie eisen voor een vertraging van een vlucht. De passagiers hebben op 14 mei 2019 een dagvaarding ingediend, waarin zij stellen dat zij recht hebben op € 1.200,00 compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij meer dan drie uur vertraging hebben opgelopen op hun reis van Bahrain naar Amsterdam via Riyadh en Frankfurt op 1 april 2019. Lufthansa heeft echter geweigerd tot betaling over te gaan, omdat de namen op de reserveringsbevestiging niet overeenkomen met die van de passagiers en zij niet hebben voldaan aan de substantiëringsplicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Na beoordeling van de feiten en het verweer van Lufthansa, concludeert de kantonrechter dat de passagiers niet kunnen aantonen dat zij recht hebben op compensatie voor de vlucht LH639 op 1 april 2019. De passagiers hebben wel een onjuiste reserveringsbevestiging overgelegd, maar kunnen niet bewijzen dat zij een geldig ticket voor deze vlucht hebben. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten aan Lufthansa, die zijn vastgesteld op € 360,00, plus eventuele nakosten.

Het vonnis is uitgesproken op 27 mei 2020 door kantonrechter mr. C.E. van Oosten-van Smaalen in Haarlem. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7858336 \ CV EXPL 19-8964
Uitspraakdatum: 27 mei 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse vennootschap
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) mede kantoorhoudend te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Lufthansa
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 14 mei 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met vertraging.
2.2.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij een vervoersovereenkomst met Lufthansa hebben gesloten voor een vlucht van Bahrain International Airport (Bahrain), via King Khaled International Airport (Riyadh) en Frankfurt am Main Airport (Frankfurt) naar Amsterdam Schiphol Airport op 1 april 2019. De vlucht van King Khaled International Airport naar Frankfurt met vluchtnummer LH 639 heeft vertraging opgelopen als gevolg waarvan zij meer dan drie uur later op de eindbestemming zijn aangekomen. Aangezien de afstand van de reis 4775 kilometer bedraagt, stellen de passagiers dat zij op grond van artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van 11 februari 2004 recht hebben op € 1.200,00 compensatie.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa voert aan dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. De namen op de overgelegde reserveringsbevestiging komen niet overeen met de namen van de passagiers. Voorts hebben de passagiers niet voldaan aan de substantiëringsplicht. De Verordening is dan ook niet van toepassing.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van de passagiers dient te worden afgewezen en overweegt daartoe als volgt. De passagiers vorderen compensatie voor de vertraging van vlucht LH639 van Riyadh naar Frankfurt op 1 april 2019. De passagiers stellen tegenover het verweer van Lufthansa dat bij de dagvaarding slechts een onjuiste reserveringsbevestiging is overgelegd. Bij repliek hebben de passagiers alsnog de juiste boekingsbevestiging overgelegd waaruit volgt dat de passagiers over een boekingsbevestiging beschikken voor een vlucht van 22 maart 2019 van Amsterdam via München naar Venetië en op 25 maart 2019 van Venetië via München naar Amsterdam, aldus de passagiers. Volgens de passagiers is vlucht LH 329 van Venetië naar München op 25 maart 2019 met vertraging uitgevoerd. De passagiers vorderen echter compensatie voor vlucht LH639 op 1 april 2019. Aangezien gesteld noch gebleken is dat de passagiers beschikken over een vliegticket voor deze vlucht dan wel dat vlucht LH 329 met een vertraging van meer dan drie uur is uitgevoerd wordt de vordering afgewezen.
5.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Lufthansa worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 90,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Lufthansa worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter