Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
24 MAANDEN.
Rechtbank Noord-Holland
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van de opzettelijke invoer van ongeveer 1,7 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 november 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, samen met anderen opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek waarbij de verdachte in contact stond met medeverdachten via WhatsApp en betrokken was bij de organisatie van de invoer van de drugs. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 26 maanden, maar de rechtbank matigde deze tot 24 maanden, rekening houdend met de rol van de verdachte in het geheel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de medeverdachte cocaïne invoerde en dat hij deze invoer in nauwe en bewuste samenwerking met anderen had georganiseerd. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar op basis van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.